Details
Naam
Het Schip van Blaauw, Wageningen - exterieur
Aantal afbeeldingen: 42
IntroductieAmsterdam heeft 'het Schip' van De Klerk, Wageningen het 'Schip van Blaauw'.
AdresGeneraal Foulkesweg 70-72
Postcode(s)6703 BW
PlaatsWageningen
LandNederland
Vervaardiger C.J. Blaauw (Architect)
Johan Polet (Kunstenaar)
Johan Polet (Kunstenaar)
Datum1919 - 1922
Huidige staatDeels of volledig gerestaureerd
OpdrachtgeverRijks Landbouw Hooge school
Huidige eigenaarVereniging van Eigenaren Schip van Blauw
Oorspronkelijke functieHoger Onderwijsgebouw
Type objectRijksmonument, Gebouw
Monumentnummer522204
AchtergrondIn 1917 werd professor Anton Hendrik Blaauw benoemd aan de Landbouwhogeschool Wageningen. Op 8 november 1918 liet deze weten dat het huidige laboratorium niet voldeed en dat een modern laboratorium voor plantenfysiologie noodzakelijk was. Ook wenste hij over een eigen woning in dit laboratorium te kunnen beschikken. In maart 1919 stelde A.H. Blaauw nauwkeurige plannen op voor het te bouwen laboratorium. Als architect voor de bouw werd Cornelis Jouke Blaauw gevraagd. C.J. Blaauw (geen familie van de professor) had in 1917 drie villa's gebouwd in het Park Meerwijk te Bergen in de stijl van de Amsterdamse School. De keuze voor C.J. Blaauw liep via de Rijksgebouwendienst. A.H. Blaauw moest veel moeite doen om zijn plan voor een woning bij het laboratorium gerealiseerd te krijgen. Hij stelde dat dit nodig was om ook 's avonds met experimenten te kunnen doorgaan en om regelmatig de temperatuur te kunnen controleren, die constant moest blijven met het oog op de voorgenomen proefnemingen.
In 1919 werd begonnen met de bouw van het laboratorium, dat later de naam Schip van Blaauw zou krijgen. De bouw werd met aandacht door de Wageningse bevolking gevolgd. Toen in 1922 de bouw, door vertragingen later dan verwacht, voltooid was, stelde A.H. Blaauw het laboratorium open ter bezichtiging. De officiële openingsplechtigheden gingen niet door vanwege gezondheidsproblemen van A.H. Blaauw. In 1923 werd in het tijdschrift Wendingen uitgebreid aandacht besteed aan het oeuvre van C.J. Blaauw. Ook het Schip van Blaauw kwam daarin ruim aan bod.
Al snel werden resultaten geboekt bij het onderzoek naar de groei van planten bij constante temperaturen. Het bleek mogelijk bloemen en gewassen later of eerder te laten uitkomen en tot bloei te laten komen. In 1925 kwam A.H. Blaauw met het verzoek voor de aanbouw van een gekoelde ruimte, waar een temperatuur van 9-12 graden Celsius zou moeten heersen. Het onderzoeken in deze koelruimtes legde de basis voor verlenging van de houdbaarheid door het gekoeld bewaren van bloemen en groenten. In de Tweede Wereldoorlog overleed A.H. Blaauw. Zijn plaats in het laboratorium werd overgenomen door dr. E.C. Wassink. Anders dan Blaauw maakte Wassink veel gebruik van de ambtswoning.
In 1919 werd begonnen met de bouw van het laboratorium, dat later de naam Schip van Blaauw zou krijgen. De bouw werd met aandacht door de Wageningse bevolking gevolgd. Toen in 1922 de bouw, door vertragingen later dan verwacht, voltooid was, stelde A.H. Blaauw het laboratorium open ter bezichtiging. De officiële openingsplechtigheden gingen niet door vanwege gezondheidsproblemen van A.H. Blaauw. In 1923 werd in het tijdschrift Wendingen uitgebreid aandacht besteed aan het oeuvre van C.J. Blaauw. Ook het Schip van Blaauw kwam daarin ruim aan bod.
Al snel werden resultaten geboekt bij het onderzoek naar de groei van planten bij constante temperaturen. Het bleek mogelijk bloemen en gewassen later of eerder te laten uitkomen en tot bloei te laten komen. In 1925 kwam A.H. Blaauw met het verzoek voor de aanbouw van een gekoelde ruimte, waar een temperatuur van 9-12 graden Celsius zou moeten heersen. Het onderzoeken in deze koelruimtes legde de basis voor verlenging van de houdbaarheid door het gekoeld bewaren van bloemen en groenten. In de Tweede Wereldoorlog overleed A.H. Blaauw. Zijn plaats in het laboratorium werd overgenomen door dr. E.C. Wassink. Anders dan Blaauw maakte Wassink veel gebruik van de ambtswoning.
BeschrijvingHet markante gebouw bevat enorm veel details.
Voor een volledige omschrijving daarom hieronder de (aangevulde) tekst uit het monumentenregister:
Het gebouw bezit een samengestelde plattegrond met een in hoofdvorm rechthoekig grondplan. Het langgerekte in baksteen (Vlaams verband) opgetrokken pand bevat een souterrain, één bouwlaag en een verdieping onder een met daktegels belegd samengesteld schilddak. Het dak dat aan de beide korte zijden van het dak is gebroken wordt gedomineerd door een zich in het midden bevindende lichtkoepel. Deze is vervolgens gedekt met een tentdak van een bijzondere vorm. In de noord- en zuidzijde komen enkele in grootte en type afwijkende (platgedekte) dakkapellen voor waarvan er enkele later zijn toegevoegd. De afgeronde en geprofileerde bakgoten worden door als ribben omhoogstekende gesneden klossen ondersteund. De vele vensterassen bevatten verschillende typen ramen, al dan niet gekoppeld, waarvan de kleine varianten zijn uitgerust met horizontale of decoratieve roede-verdelingen. De verschillende haaks op de muurvlakken geplaatste deurpartijen aan de noord- en zuidzijde worden door uit de gevel doorgetrokken muurdammen veelal deels aan het zicht onttrokken. De deurkozijnen rusten steeds op hardstenen neuten en dito dorpels.
Als voorgevel wordt de noordzijde beschouwd die ligt afgekeerd van de Nederrijn. De raampjes in het souterrain, links van de uitgebouwde oostelijk gelegen deurpartij, rusten op lekdorpeltegels, in plaats van op houten vensterdorpels. In de zuidzijde van de gevel komen ongedeelde klapraampjes voor. De oostzijde van de gevel bevat op de verdieping drie grote gekoppelde ramen boven een in steen ingehakte tekst 'GEBOUWD IN DE JAREN 1919-1921 ONDER/ DIRECTIE DER NEDERLANDS GEBOUWEN 1E DISTRICT/ ONTWORPEN DOOR ARCH. C.J. BLAAUW' met in het deels over de gevel doorgetrokken met daktegels belegde dakschild drie geschakelde ruitvormige ramen. In het bovenliggende dakvlak is een halfrond dakraampje aanwezig. Het rechts aansluitende uitgebouwde portaal bevat een eikenhouten deur (naar de collegezaal) met in het midden een ruitvormig raam en sierlijk deurrooster. De zijde van de uitbouw die evenwijdig ligt aan de gevel wordt in beslag genomen door een samengesteld venster bestaand uit drie rijen van vier raampjes die elk voorzien zijn van gedeeltelijk glas-in-lood. De rijen worden door twee zwaar uitgevoerde kalven van elkaar gescheiden. Vanuit de bovenste rij raampjes zetten zich links naar de zijkant twee raampjes voort boven de eerder genoemde voordeur en rechts hoekt een raampje om in de verder blinde muur. Op de twee hoeken komen twee gebeeldhouwde maskers voor van de hand van Johan Polet. De beelden bij de ingang hebben hoekige vormen en symboliseren de ratio. In het dakvlak komt een dakkapel voor met een valraam dat door een drielicht wordt geflankeerd.
De middenpartij van de gevel bevat onder andere links op de verdieping acht gekoppelde ramen waarvan de door een kalf gescheiden bovenramen alleen schuivend zijn. In het dakvlak komen evenzoveel gekoppelde ramen in de brede dakkapel voor. Rechts naast een platgedekte uitbouw van het souterrain, bevindt zich achter twee, deels voor elkaar langslopende hellende muurdammen, de kelder-entree met opgeklampte deur. Deze is haaks op de langszijde van de gevel gesteld in een lichtrisalerend gedeelte rechts waarin de derde entree van de gevel is ondergebracht. Onder de daklijst komen zeven gekoppelde glas-in-loodraampjes voor die zich over de haaks geplaatste muurvlakken voortzet. Drie zijden van de twee hoeken worden gesierd door in hout uitgesneden maskers, waarvan de derde zich naast de opgeklampte, van tochtlatten voorziene en beglaasde deur (hoogleraarswoning) bevindt. In het inpandige portiek, bereikbaar via enkele bakstenen treden met haaks op de gevel uitkomende borstweringen, komen twee gekoppelde raampjes voor. Uiterst rechts is de verdieping ten opzichte van het souterrain met drie gekoppelde raampjes uitgebouwd. Het wordt nagenoeg in beslag genomen door een samengesteld venster waarvan drie van de vier ramen zich aan de voorgevel bevinden en het vierde is omgehoekt naar de rechter zijgevel. In het dakvlak komt een brede dakkapel met zeven gekoppelde ramen voor.
De linker zijgevel is zeer eenvoudig en bestaat uit een smalle uitbouw waartegen later een tussenlid is gezet. De zijkanten zijn blind uitgevoerd. Links en rechts van de uitbouw bevat het flankerende muurvlak ter hoogte van het souterrain een venster met drie gekoppelde ramen. Over de eerste bouwlaag is het dakschild met daktegels doorgetrokken.
Het linker gedeelte van de achtergevel (zuidzijde) is voor wat betreft de eerste bouwlaag en verdieping ten opzichte van de gevellijn naar achter geplaatst. Hierdoor ontstaat een groot terras dat via een gemetselde trap, evenwijdig aan de gevel, bereikbaar is. Op het terras komt een in grondplan rechthoekige serre onder een doorgetrokken dakschild voor. De zijkanten van de serre tellen drie, door roeden onderverdeelde ramen; de voorzijde bestaat uit een groot raam met ter weerszijden een drielicht. In het dakschild komt een dakkapel met stolpraam voor. Op het terras komen twee vensteropeningen uit, waarvan de meest linkse dubbele vierruits tuindeuren bevatten, geflankeerd door drieruits zijlichten met vier bovenlichten. Met uitzondering van één raam in plaats van dubbele deuren is dit venster overeenkomstig.
Van links gezien komen twee dakkapellen voor met respectievelijk vier en drie gekoppelde ramen. De middenpartij kenmerkt zich door een symmetrische indeling van de gevel. Het souterrain is door het uitgegraven terrein hier een volwaardige bouwlaag geworden. Ter weerszijden van de door roeden ingedeelde deur en flankerende zijlichten komen links en rechts respectievelijk acht en vijf vensters voor met door twee horizontale roeden ingedeelde ramen. De verdieping wordt in beslag genomen door drie vensters met drie gekoppelde, samengestelde ramen van het type zoals dat ook voorkwam in de voorgevel met schuivende bovenramen. In het dak komen met dit aantal corresponderend, drie in de jaren dertig toegevoegde dakkapellen voor. De linkerzijde van de middenpartij die grenst aan het eerder genoemde terras, bezit een beglaasde deur die deels schuil gaat achter een muurdam van de gevel die overgaat als gesloten borstwering van het terras. De rechterkant bevat eveneens een beglaasde deur die bereikbaar is via een bakstenen trapje. De rechter zijde van de gevel is voor het overige gelijk aan de zich met dit gedeelte van de voorgevel spiegelende gedeelte.
Aan de plastisch vormgegeven, aan een scheepsboeg herinnerende hangende erker in de rechter zijgevel (de westgevel), ontleent het bijzondere gebouw zijn bijnaam 'Schip van Blaauw'. Hier is de voormalige hoogleraarswoning gevestigd, die nog altijd als woning in gebruik is. Deze woning wordt besproken in een aparte bijdrage.
In de middenas van de gevel komen in het souterrain ter weerszijden een enkelvoudig drieruits en een dito stolpraam voor. Rechts onder de serre van de achtergevel komt nog een vijfruits deur met zijlicht voor, afgeschermd door een lage gemetselde borstwering, dat bereikbaar is via een trapje. Links van de hangende erker bevindt zich een zijraam dat deel uitmaakt van het samengestelde venster van de voorgevel en daar is besproken. De erker is in houten plankdelen opgetrokken en rust op een betonnen schaal. Twee, onder een stompe buitenhoek geplaatste drieruits ramen met bovenlicht, worden door zes onder elkaar geplaatste glas-in-lood ruitjes gescheiden. Ter plaatste van de genoemde hoek in de middenas van de gesloten borstwering van het op de erker aansluitende balkon zijn in hout plastische motieven uitgesneden. Op het balkon komen dubbele beglaasde deuren uit die direct grenzen aan het sterk overkragende dak dat eveneens een stompe buitenhoek naar voren vertoont. Hier ook weer maskers van Johan Polet. Zij hebben ronde vormen en symboliseren gevoel en emotie.
Het in het talud van het terrein verzonken zuidoostelijk gelegen lab-gedeelte wordt gedekt door een bitumineus, gedrukt schilddak, even boven het maaiveld uitstekend. Het bezit in de langszijden vijf en in de eindgevels twee vensters met twee gekoppelde ramen.
Voor een volledige omschrijving daarom hieronder de (aangevulde) tekst uit het monumentenregister:
Het gebouw bezit een samengestelde plattegrond met een in hoofdvorm rechthoekig grondplan. Het langgerekte in baksteen (Vlaams verband) opgetrokken pand bevat een souterrain, één bouwlaag en een verdieping onder een met daktegels belegd samengesteld schilddak. Het dak dat aan de beide korte zijden van het dak is gebroken wordt gedomineerd door een zich in het midden bevindende lichtkoepel. Deze is vervolgens gedekt met een tentdak van een bijzondere vorm. In de noord- en zuidzijde komen enkele in grootte en type afwijkende (platgedekte) dakkapellen voor waarvan er enkele later zijn toegevoegd. De afgeronde en geprofileerde bakgoten worden door als ribben omhoogstekende gesneden klossen ondersteund. De vele vensterassen bevatten verschillende typen ramen, al dan niet gekoppeld, waarvan de kleine varianten zijn uitgerust met horizontale of decoratieve roede-verdelingen. De verschillende haaks op de muurvlakken geplaatste deurpartijen aan de noord- en zuidzijde worden door uit de gevel doorgetrokken muurdammen veelal deels aan het zicht onttrokken. De deurkozijnen rusten steeds op hardstenen neuten en dito dorpels.
Als voorgevel wordt de noordzijde beschouwd die ligt afgekeerd van de Nederrijn. De raampjes in het souterrain, links van de uitgebouwde oostelijk gelegen deurpartij, rusten op lekdorpeltegels, in plaats van op houten vensterdorpels. In de zuidzijde van de gevel komen ongedeelde klapraampjes voor. De oostzijde van de gevel bevat op de verdieping drie grote gekoppelde ramen boven een in steen ingehakte tekst 'GEBOUWD IN DE JAREN 1919-1921 ONDER/ DIRECTIE DER NEDERLANDS GEBOUWEN 1E DISTRICT/ ONTWORPEN DOOR ARCH. C.J. BLAAUW' met in het deels over de gevel doorgetrokken met daktegels belegde dakschild drie geschakelde ruitvormige ramen. In het bovenliggende dakvlak is een halfrond dakraampje aanwezig. Het rechts aansluitende uitgebouwde portaal bevat een eikenhouten deur (naar de collegezaal) met in het midden een ruitvormig raam en sierlijk deurrooster. De zijde van de uitbouw die evenwijdig ligt aan de gevel wordt in beslag genomen door een samengesteld venster bestaand uit drie rijen van vier raampjes die elk voorzien zijn van gedeeltelijk glas-in-lood. De rijen worden door twee zwaar uitgevoerde kalven van elkaar gescheiden. Vanuit de bovenste rij raampjes zetten zich links naar de zijkant twee raampjes voort boven de eerder genoemde voordeur en rechts hoekt een raampje om in de verder blinde muur. Op de twee hoeken komen twee gebeeldhouwde maskers voor van de hand van Johan Polet. De beelden bij de ingang hebben hoekige vormen en symboliseren de ratio. In het dakvlak komt een dakkapel voor met een valraam dat door een drielicht wordt geflankeerd.
De middenpartij van de gevel bevat onder andere links op de verdieping acht gekoppelde ramen waarvan de door een kalf gescheiden bovenramen alleen schuivend zijn. In het dakvlak komen evenzoveel gekoppelde ramen in de brede dakkapel voor. Rechts naast een platgedekte uitbouw van het souterrain, bevindt zich achter twee, deels voor elkaar langslopende hellende muurdammen, de kelder-entree met opgeklampte deur. Deze is haaks op de langszijde van de gevel gesteld in een lichtrisalerend gedeelte rechts waarin de derde entree van de gevel is ondergebracht. Onder de daklijst komen zeven gekoppelde glas-in-loodraampjes voor die zich over de haaks geplaatste muurvlakken voortzet. Drie zijden van de twee hoeken worden gesierd door in hout uitgesneden maskers, waarvan de derde zich naast de opgeklampte, van tochtlatten voorziene en beglaasde deur (hoogleraarswoning) bevindt. In het inpandige portiek, bereikbaar via enkele bakstenen treden met haaks op de gevel uitkomende borstweringen, komen twee gekoppelde raampjes voor. Uiterst rechts is de verdieping ten opzichte van het souterrain met drie gekoppelde raampjes uitgebouwd. Het wordt nagenoeg in beslag genomen door een samengesteld venster waarvan drie van de vier ramen zich aan de voorgevel bevinden en het vierde is omgehoekt naar de rechter zijgevel. In het dakvlak komt een brede dakkapel met zeven gekoppelde ramen voor.
De linker zijgevel is zeer eenvoudig en bestaat uit een smalle uitbouw waartegen later een tussenlid is gezet. De zijkanten zijn blind uitgevoerd. Links en rechts van de uitbouw bevat het flankerende muurvlak ter hoogte van het souterrain een venster met drie gekoppelde ramen. Over de eerste bouwlaag is het dakschild met daktegels doorgetrokken.
Het linker gedeelte van de achtergevel (zuidzijde) is voor wat betreft de eerste bouwlaag en verdieping ten opzichte van de gevellijn naar achter geplaatst. Hierdoor ontstaat een groot terras dat via een gemetselde trap, evenwijdig aan de gevel, bereikbaar is. Op het terras komt een in grondplan rechthoekige serre onder een doorgetrokken dakschild voor. De zijkanten van de serre tellen drie, door roeden onderverdeelde ramen; de voorzijde bestaat uit een groot raam met ter weerszijden een drielicht. In het dakschild komt een dakkapel met stolpraam voor. Op het terras komen twee vensteropeningen uit, waarvan de meest linkse dubbele vierruits tuindeuren bevatten, geflankeerd door drieruits zijlichten met vier bovenlichten. Met uitzondering van één raam in plaats van dubbele deuren is dit venster overeenkomstig.
Van links gezien komen twee dakkapellen voor met respectievelijk vier en drie gekoppelde ramen. De middenpartij kenmerkt zich door een symmetrische indeling van de gevel. Het souterrain is door het uitgegraven terrein hier een volwaardige bouwlaag geworden. Ter weerszijden van de door roeden ingedeelde deur en flankerende zijlichten komen links en rechts respectievelijk acht en vijf vensters voor met door twee horizontale roeden ingedeelde ramen. De verdieping wordt in beslag genomen door drie vensters met drie gekoppelde, samengestelde ramen van het type zoals dat ook voorkwam in de voorgevel met schuivende bovenramen. In het dak komen met dit aantal corresponderend, drie in de jaren dertig toegevoegde dakkapellen voor. De linkerzijde van de middenpartij die grenst aan het eerder genoemde terras, bezit een beglaasde deur die deels schuil gaat achter een muurdam van de gevel die overgaat als gesloten borstwering van het terras. De rechterkant bevat eveneens een beglaasde deur die bereikbaar is via een bakstenen trapje. De rechter zijde van de gevel is voor het overige gelijk aan de zich met dit gedeelte van de voorgevel spiegelende gedeelte.
Aan de plastisch vormgegeven, aan een scheepsboeg herinnerende hangende erker in de rechter zijgevel (de westgevel), ontleent het bijzondere gebouw zijn bijnaam 'Schip van Blaauw'. Hier is de voormalige hoogleraarswoning gevestigd, die nog altijd als woning in gebruik is. Deze woning wordt besproken in een aparte bijdrage.
In de middenas van de gevel komen in het souterrain ter weerszijden een enkelvoudig drieruits en een dito stolpraam voor. Rechts onder de serre van de achtergevel komt nog een vijfruits deur met zijlicht voor, afgeschermd door een lage gemetselde borstwering, dat bereikbaar is via een trapje. Links van de hangende erker bevindt zich een zijraam dat deel uitmaakt van het samengestelde venster van de voorgevel en daar is besproken. De erker is in houten plankdelen opgetrokken en rust op een betonnen schaal. Twee, onder een stompe buitenhoek geplaatste drieruits ramen met bovenlicht, worden door zes onder elkaar geplaatste glas-in-lood ruitjes gescheiden. Ter plaatste van de genoemde hoek in de middenas van de gesloten borstwering van het op de erker aansluitende balkon zijn in hout plastische motieven uitgesneden. Op het balkon komen dubbele beglaasde deuren uit die direct grenzen aan het sterk overkragende dak dat eveneens een stompe buitenhoek naar voren vertoont. Hier ook weer maskers van Johan Polet. Zij hebben ronde vormen en symboliseren gevoel en emotie.
Het in het talud van het terrein verzonken zuidoostelijk gelegen lab-gedeelte wordt gedekt door een bitumineus, gedrukt schilddak, even boven het maaiveld uitstekend. Het bezit in de langszijden vijf en in de eindgevels twee vensters met twee gekoppelde ramen.
InterieurHet in geringe mate aan de moderne eisen aangepaste interieur wordt besproken in een aparte bijdrage op Wendingen. Ook aan de hoogleraarswoning in het westelijke deel is een aparte bijdrage gewijd.
Recente ontwikkelingenOoit waren de deuren en ramen buiten donkeroker van kleur. De laatste decannia is dit crèmewit. De oorspronkelijke geronde ramen in het dak aan de zuidzijde zijn rond 1950 vervangen door dakkapellen. Vermoedelijk omdat het in de ruimte eronder te heet werd. Het Schip van Blaauw had oorspronkelijk een grote warme kas aan de zuidzijde en een kleine koude kas aan de noordzijde. De koude kas is lang geleden gesloopt en vervangen door een stenen uitbouw zonder ramen en in 2005 opgevolgd door een serre. De verdiept aanlegde kas aan de zuidzijde werd pas in de laatste fase van de bouw aan het complex toegevoegd. De kas raakte in de jaren zeventig in onbruik en is begin tachtiger jaren gesloopt. Op de plaats is nu een terras aangelegd. De oostelijke ingang is ook het vermelden waard. De oorspronkelijke ingang is in de jaren zestig verwijderd om een verbinding te maken met het naastgelegen Fytotron. De verbinding bestond uit een glazen gangetje. Na de sloop van het Fytotron is dit deel van het gebouw weer in oude staat hersteld. Sinds 2005 zijn er diverse bedrijven in het gebouw gevestigd, verenigd in de Vereniging van Eigenaren Schip van Blaauw. De nieuwe eigenaren hebben zoveel mogelijk de authenticiteit van het pand proberen te behouden.
Het Schip van Blaauw kreeg na enkele jaren leegstand een flinke opknapbeurt. Het dak is vernieuwd, het buitenwerk geschilderd. Ook de binnenkant kreeg een grondige aanpak. Het voormalige universiteitsgebouw heeft tegenwoordig een semi-openbare functie door de verhuur van de collegezaal en kantoorruimte. Het pand heeft zoveel mogelijk zijn oude luister terug gekregen. Echt de moeite waard, vinden de nieuwe eigenaren.
Het Schip van Blaauw kreeg na enkele jaren leegstand een flinke opknapbeurt. Het dak is vernieuwd, het buitenwerk geschilderd. Ook de binnenkant kreeg een grondige aanpak. Het voormalige universiteitsgebouw heeft tegenwoordig een semi-openbare functie door de verhuur van de collegezaal en kantoorruimte. Het pand heeft zoveel mogelijk zijn oude luister terug gekregen. Echt de moeite waard, vinden de nieuwe eigenaren.
Bronnen
GAW, Schip van Blaauw. Een virtuele rondleiding (Wageningen, 2012).
Wouter Botman, Tijs Tummers. Het Schip van Blaauw. Bouwen voor de Landbouwuniversiteit Wageningen (1877/1990). Uitgave: Landbouwuniversiteit Wageningen, 1990.
Ingezonden door Annemarieke Verheij
Professionele of persoonlijke bandOp een mooie nazomerdag heb ik een wandeling door Wageningen gemaakt op zoek naar de drie laboratoria, ontworpen door Blaauw. Het Schip van Blaauw bleek in werkelijkheid veel mooier te zijn dan wat ik er op de foto's van had gezien. Wat een detaillering, wat een bijzondere vorm en wat verkeert het in goede staat! Een waar genot om te bekijken!
Gerelateerde objecten