Details
Name
ir. Ko Mulder
Number of images: 2
IntroductionMejuffrouw Mulder, stedenbouwkundige in dienst van de gemeente Amsterdam. Ontwerper van het Boschplan, zonder welk de bruggen van Piet Kramer in het Amsterdamse Bos niet zouden hebben bestaan.
NameJakoba Helena Mulder
BornBreda 02-03-1900
DiedAmsterdam 05-11-1988
BiographyJakoba Helena (Ko) Mulder, (2 maart 1900 - 5 november 1988) architecte en stedenbouwkundige. Jakoba Mulder bracht haar jeugd voor een groot deel door in Nederlands-Indië. Onder indruk van de Boroboedoer op Java en het Vredespaleis in Den Haag besloot ze in 1918 aan de Technische Hogeschool (TH) in Delft bouwkunde te gaan studeren, een destijds niet voor de hand liggend beroep voor een vrouw. Het vak van stedenbouwkundige was volgens haar geen specifiek mannen- of vrouwenwerk. Ongeacht of je man of vrouw bent was geschiktheid en een diepgaande sociale belangstelling beslissend. In 1926 studeerde Mulder af op een ontwerp voor een openbaar gebouw en in hetzelfde jaar deed ze mee aan een prijsvraag voor een busstation en een brandweerkazerne, uitgeschreven door de Vereeniging Bouwkunst en Vriendschap in Rotterdam. Haar ontwerp voor de brandweerkazerne behaalde de eerste prijs.
Mulder wilde na haar opleiding als architecte aan het werk gaan. In de jaren twintig werd de architectuur nog als een typisch mannelijk vak beschouwd en ze werd bij de eerste sollicitaties in 1926 dan ook afgewezen "... omdat men een vrouw op een bouwwerk toch maar een griezelig gegeven vond ... mede met het oog op de mij nog volgende vrouwelijke collega's dacht ik toen: 'en dit moet lukken'." Ze voelt zich geruggensteund door het schrijven van Berlage dat hij haar niet afwijst omdat ze een vrouw is, maar vooral vanwege het tekort aan werk.
Ze werd aangenomen bij het bureau van Frits Gerretsen (1899-1974), architect BNA, en ir. Chris Wegerif Jr (1898-1984). (Wegerifs vader was Christiaan Wegerif (1859-1920) sr., die in 1898 in Den Haag de kunsthandel 'Arts and Crafts' stichtte. Zijn moeder, Agathe Wegerif-Gravestein, was als batikster een gezichtsbepalende figuur binnen de stroming van de 'Nieuwe Kunst'.)
Bij dit bureau werkte Mulder voornamelijk schetsontwerpen uit, waaronder dat van een antroposofische school. Na twee jaar ging ze in op een aanbod van de afdeling Stedenbouwkunde van de gemeente Delft, een bewuste keuze. Ze voelde zich meer aangetrokken door de grotere schaal en het totaalbeeld van de stedenbouw dan door de architectuur. Het enige woonhuis dat ze in haar leven zou ontwerpen is een praktijkwoning voor een arts in de Achterhoek.
Bij de gemeente Delft werd ze aangesteld als adjunct-architecte en werkt ze mee aan het algemeen uitbreidingsplan van deze gemeente. Halverwege de jaren twintig groeide de erkenning voor het belang van stedenbouw; het stedenbouwkundige werk werd grondiger en meer vanuit een alomvattende visie aangepakt. Vanaf 1930 tot 1972 werkte Ko Mulder bij de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst der Publieke Werken in Amsterdam. (In de jaren 50 zou overigens een collega van haar bij Publieke Werken Frits Gerretsen zijn, die werkzaam was onder Johannes Leupen en meewerkte aan het Spinoza-lyceum en de universiteitsbibliotheek.) Deze afdeling was bij besluit van BenW in 1928 toegevoegd als een afzonderlijke afdeling Stadsuitbreiding en Stads- ontwikkeling aan de Dienst der Publieke Werken. Dankzij dit besluit kreeg de stedenbouw in 1928 een zelfstandige plaats binnen de ambtelijke organisatie. L.S. P. Scheffer, en Th. K. van Lohuizen werden in 1928 aangesteld als respectievelijk hoofd en medewerker van deze afdeling Stadsontwikkeling; Van Lohuizen was al betrokken geweest bij het opstellen van het Schemaplan van 1924.
In 1929 werd Cornelis van Eesteren als ontwerper aangetrokken en in 1930 voegde Mulder zich als adjunct-architecte bij dit trio 'van het eerste uur'. Tot aan Van Eesterens pensioen in 1958 werkten hij en Mulder nauw samen. Van Eesteren hield zich vooral bezig met de uitbreidingen in grote lijnen; Mulder was verantwoordelijk voor de uitwerking en detaillering.
Er bestond een duidelijke hiërarchie tussen de staf en de tekenzaal. De stafleden hadden eigen kamers, de overige medewerkers werkten op de tekenzaal. Van Lohuizen had voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma 'surveyors' ter beschikking. De ontwerpers vielen direct onder Van Eesteren en Mulder. In de praktijk kwam het er volgens Mulder op neer dat de onderzoekers vooral de richting aangaven, en dat zij de gegevens leverden die de ontwerpers vervolgens uitwerkten.
In 1952 werd Ko Mulder benoemd tot hoofd-architecte, prof. Van Eesteren was inmiddels Scheffer opgevolgd als hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling. Na zijn afscheid in 1958 werd Mulder hoofd van de afdeling.
Binnen de Afdeling Stadsontwikkeling was zij verantwoordelijk geweest voor de ontwerpen van het Amsterdamse Bos en Spaarnwoude. In belangrijke mate waren haar ideeën richtinggevend voor het Algemeen Uitbreidingsplan; in het bijzonder geldt dit voor de hovenbouw. Nauw was zij betrokken bij het ontwerpproces van Buitenveldert; in Amsterdam-Noord had Ko Mulder de supervisie over het stedenbouwkundig plan Molenwijk van ontwerper Siebos, waar de flats gegroepeerd staan in de vorm van molenwieken en er geen plaats is voor parkeren op het maaiveld. Hoogbouw, middelhoogbouw en laagbouw in een wijk dienden elkaar volgens haar zoveel mogelijk af te wisselen; bij de ontwikkeling van de plannen voor de Bijlmermeer was volgens haar bij de toepassing van hoogbouw op grote schaal de menselijke maat uit het oog verloren. Uniformiteit op grote schaal, in welke vorm dan ook, wees zij af.
Ko Mulder wordt in documenten en vermeldingen regelmatig verwisseld met Jo (J.H.) Mulder jr., die dezelfde voorletters heeft, en gedurende 29 jaar als architect in dienst was in Amsterdam.
(Bron: Stadsarchief)
Mulder wilde na haar opleiding als architecte aan het werk gaan. In de jaren twintig werd de architectuur nog als een typisch mannelijk vak beschouwd en ze werd bij de eerste sollicitaties in 1926 dan ook afgewezen "... omdat men een vrouw op een bouwwerk toch maar een griezelig gegeven vond ... mede met het oog op de mij nog volgende vrouwelijke collega's dacht ik toen: 'en dit moet lukken'." Ze voelt zich geruggensteund door het schrijven van Berlage dat hij haar niet afwijst omdat ze een vrouw is, maar vooral vanwege het tekort aan werk.
Ze werd aangenomen bij het bureau van Frits Gerretsen (1899-1974), architect BNA, en ir. Chris Wegerif Jr (1898-1984). (Wegerifs vader was Christiaan Wegerif (1859-1920) sr., die in 1898 in Den Haag de kunsthandel 'Arts and Crafts' stichtte. Zijn moeder, Agathe Wegerif-Gravestein, was als batikster een gezichtsbepalende figuur binnen de stroming van de 'Nieuwe Kunst'.)
Bij dit bureau werkte Mulder voornamelijk schetsontwerpen uit, waaronder dat van een antroposofische school. Na twee jaar ging ze in op een aanbod van de afdeling Stedenbouwkunde van de gemeente Delft, een bewuste keuze. Ze voelde zich meer aangetrokken door de grotere schaal en het totaalbeeld van de stedenbouw dan door de architectuur. Het enige woonhuis dat ze in haar leven zou ontwerpen is een praktijkwoning voor een arts in de Achterhoek.
Bij de gemeente Delft werd ze aangesteld als adjunct-architecte en werkt ze mee aan het algemeen uitbreidingsplan van deze gemeente. Halverwege de jaren twintig groeide de erkenning voor het belang van stedenbouw; het stedenbouwkundige werk werd grondiger en meer vanuit een alomvattende visie aangepakt. Vanaf 1930 tot 1972 werkte Ko Mulder bij de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst der Publieke Werken in Amsterdam. (In de jaren 50 zou overigens een collega van haar bij Publieke Werken Frits Gerretsen zijn, die werkzaam was onder Johannes Leupen en meewerkte aan het Spinoza-lyceum en de universiteitsbibliotheek.) Deze afdeling was bij besluit van BenW in 1928 toegevoegd als een afzonderlijke afdeling Stadsuitbreiding en Stads- ontwikkeling aan de Dienst der Publieke Werken. Dankzij dit besluit kreeg de stedenbouw in 1928 een zelfstandige plaats binnen de ambtelijke organisatie. L.S. P. Scheffer, en Th. K. van Lohuizen werden in 1928 aangesteld als respectievelijk hoofd en medewerker van deze afdeling Stadsontwikkeling; Van Lohuizen was al betrokken geweest bij het opstellen van het Schemaplan van 1924.
In 1929 werd Cornelis van Eesteren als ontwerper aangetrokken en in 1930 voegde Mulder zich als adjunct-architecte bij dit trio 'van het eerste uur'. Tot aan Van Eesterens pensioen in 1958 werkten hij en Mulder nauw samen. Van Eesteren hield zich vooral bezig met de uitbreidingen in grote lijnen; Mulder was verantwoordelijk voor de uitwerking en detaillering.
Er bestond een duidelijke hiërarchie tussen de staf en de tekenzaal. De stafleden hadden eigen kamers, de overige medewerkers werkten op de tekenzaal. Van Lohuizen had voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma 'surveyors' ter beschikking. De ontwerpers vielen direct onder Van Eesteren en Mulder. In de praktijk kwam het er volgens Mulder op neer dat de onderzoekers vooral de richting aangaven, en dat zij de gegevens leverden die de ontwerpers vervolgens uitwerkten.
In 1952 werd Ko Mulder benoemd tot hoofd-architecte, prof. Van Eesteren was inmiddels Scheffer opgevolgd als hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling. Na zijn afscheid in 1958 werd Mulder hoofd van de afdeling.
Binnen de Afdeling Stadsontwikkeling was zij verantwoordelijk geweest voor de ontwerpen van het Amsterdamse Bos en Spaarnwoude. In belangrijke mate waren haar ideeën richtinggevend voor het Algemeen Uitbreidingsplan; in het bijzonder geldt dit voor de hovenbouw. Nauw was zij betrokken bij het ontwerpproces van Buitenveldert; in Amsterdam-Noord had Ko Mulder de supervisie over het stedenbouwkundig plan Molenwijk van ontwerper Siebos, waar de flats gegroepeerd staan in de vorm van molenwieken en er geen plaats is voor parkeren op het maaiveld. Hoogbouw, middelhoogbouw en laagbouw in een wijk dienden elkaar volgens haar zoveel mogelijk af te wisselen; bij de ontwikkeling van de plannen voor de Bijlmermeer was volgens haar bij de toepassing van hoogbouw op grote schaal de menselijke maat uit het oog verloren. Uniformiteit op grote schaal, in welke vorm dan ook, wees zij af.
Ko Mulder wordt in documenten en vermeldingen regelmatig verwisseld met Jo (J.H.) Mulder jr., die dezelfde voorletters heeft, en gedurende 29 jaar als architect in dienst was in Amsterdam.
(Bron: Stadsarchief)
Links
Related people
Related objects