Details
Name
Co Franswa
Number of images: 23
IntroductionJacobus (Co of Ko) Franswa (1898-1964) was een Amsterdamse School-architect die veel woningbouwblokken voor particuliere ondernemers ontwierp. Hoewel hij niet wordt gerekend tot de bekendste architecten van de beweging, is zijn oeuvre omvangrijk. Lange tijd werkte hij als chef de bureau van Joan van der Meij, totdat hij in 1924 zijn eigen kantoor startte. Als architect is hij in Ons Amsterdam als 'man van torentjes' bestempeld - waaraan de redactie graag de 'wiebertjes' (een ruitvoermige roede in een vierkant raam) zou willen toevoegen. De biografische beschrijving is samengesteld door Tom Visser. Tom kwam via zijn zus - die getrouwd was met een zoon van Franswa - als jonge man te wonen in het huis van de architect aan de Vrijheidslaan in Amsterdam.
NameJacobus Johannes Bernardus Franswa
BornAmsterdam 26-03-1898
Died24-05-1964
OccupationsArchitect
BiographyJacobus Johannes Bernardus (Ko) Franswa werd geboren in 1898 te Amsterdam als zoon van een huis- en decoratieschilder, die tevens dansleraar was.
Opleiding
Van 1911 tot 1917 volgde hij de avondlessen van de ambachtschool voor timmerlieden "Concordia Inter Nos". Van 1915 tot 1917 bezocht hij de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand waar ook Michel de Klerk en Piet Kramer hun eerste bouwkundige vorming hadden gekregen. Esthetisch begrip stond bij deze opleiding centraal. Op de Industrieschool werd de studenten bovendien bijgebracht dat het belangrijk was om samen te werken met andere disciplines. Op die manier kon tot een totaalkunstwerk worden gekomen. Tijdens zijn opleiding viel het tekentalent van Franswa voor het eerst op: twee keer won hij de eerste prijs voor bouwkunde/tekenen. In die jaren was hij bij diverse firma's werkzaam en ontwikkelde hij zich tot bouwkundig tekenaar.
Werken voor en met Joan van der Meij
In 1919 kwam hij als tekenaar te werken op het bureau van Joan van der Meij aan de Hondecoeterstraat. Hier was hij tot 1926 werkzaam en fungeerde hij als chef de bureau voor de uitbreiding van het Scheepvaarthuis.
In 1920 ging hij de avondopleiding volgen aan de V.H.B.O. (Voorbereidend Hooger Bouwkunst Onderricht), maar door het vele werk voor Van der Meij en als beginnend zelfstandig architect heeft hij het 4e jaar niet kunnen afmaken. Als docenten op die avondopleiding had hij G.J. Rutgers, Frits Staal en Willem Dudok. Staal heeft ervoor gezorgd dat Franswa als zelfstandige zijn eerste opdracht kreeg in 1924: een complex aan de Lumeijstraat in Amsterdam-West.
Als freelancer werkte Franswa veel voor Van der Meij en het bureau van Gulden en Geldmaker, onder andere het complex aan de Gerrit van der Veenstraat 131 - 141.
Vanaf die tijd tot de eerste helft van de jaren 1930 heeft Franswa veel opdrachten gehad. Amsterdam breidde sterk uit en om éénheid in de uitbreidingswijken te behouden, werd een univorme verschijningsvorm verlangd, die het best kan worden omschreven als een versoberde variant van de Amsterdamse School. Franswa sloot hier goed bij aan. Franswa heeft verder nog ontwerpen gemaakt voor 350 woningen in Eindhoven, Amstelveen, Vught, Utrecht en nog wat kleiner werk, verspreid over het land.
Franswa en de particuliere woningbouw
Specifiek voor Franswa is vooral het ontwerpen voor zogenaamde eigenbouwers. Tegenwoordig spreken we van projectontwikkelaars (of particuliere bouwondernemers). Zij lieten ontwerpen maken - inclusief interieurtekeningen en verkoopbrochures - met als doel toekomstige kopers te interesseren. Dit leidde nog wel eens tot ambitieuze projecten waarvoor geen geschikte investeerder werd gevonden. Architecten die in opdracht van woningbouwverenigingen werkten, hadden dit probleem vaak niet omdat de coöperaties dankzij de Woningwet op de steun van de overheid konden rekenen.
Na 1935 werden de plannen door de crisis en de oorlogsdreiging allemaal wat minder uitbundig en als gevolg daarvan werden de ontwerpen strakker. Dit was kenmerkend voor de Amsterdamse School in deze periode.
Latere periode
In de oorlog moest Co Franswa zich min of meer behelpen met allerlei caféverbouwingen in Amsterdam, waarvan nog enkele sporen bewaard zijn gebleven. Na de oorlog werden de huizen eenvoudiger van aanzien en verwijderde Franswa zich, zoals de meeste architecten steeds verder van de Amsterdamse School.
Na zijn dood in 1964 heeft Sjaak Franswa het archief van zijn vader geordend, beschreven en aangevuld en overgedragen aan Het Nieuwe Instituut.
Opleiding
Van 1911 tot 1917 volgde hij de avondlessen van de ambachtschool voor timmerlieden "Concordia Inter Nos". Van 1915 tot 1917 bezocht hij de Industrieschool van de Maatschappij voor den Werkenden Stand waar ook Michel de Klerk en Piet Kramer hun eerste bouwkundige vorming hadden gekregen. Esthetisch begrip stond bij deze opleiding centraal. Op de Industrieschool werd de studenten bovendien bijgebracht dat het belangrijk was om samen te werken met andere disciplines. Op die manier kon tot een totaalkunstwerk worden gekomen. Tijdens zijn opleiding viel het tekentalent van Franswa voor het eerst op: twee keer won hij de eerste prijs voor bouwkunde/tekenen. In die jaren was hij bij diverse firma's werkzaam en ontwikkelde hij zich tot bouwkundig tekenaar.
Werken voor en met Joan van der Meij
In 1919 kwam hij als tekenaar te werken op het bureau van Joan van der Meij aan de Hondecoeterstraat. Hier was hij tot 1926 werkzaam en fungeerde hij als chef de bureau voor de uitbreiding van het Scheepvaarthuis.
In 1920 ging hij de avondopleiding volgen aan de V.H.B.O. (Voorbereidend Hooger Bouwkunst Onderricht), maar door het vele werk voor Van der Meij en als beginnend zelfstandig architect heeft hij het 4e jaar niet kunnen afmaken. Als docenten op die avondopleiding had hij G.J. Rutgers, Frits Staal en Willem Dudok. Staal heeft ervoor gezorgd dat Franswa als zelfstandige zijn eerste opdracht kreeg in 1924: een complex aan de Lumeijstraat in Amsterdam-West.
Als freelancer werkte Franswa veel voor Van der Meij en het bureau van Gulden en Geldmaker, onder andere het complex aan de Gerrit van der Veenstraat 131 - 141.
Vanaf die tijd tot de eerste helft van de jaren 1930 heeft Franswa veel opdrachten gehad. Amsterdam breidde sterk uit en om éénheid in de uitbreidingswijken te behouden, werd een univorme verschijningsvorm verlangd, die het best kan worden omschreven als een versoberde variant van de Amsterdamse School. Franswa sloot hier goed bij aan. Franswa heeft verder nog ontwerpen gemaakt voor 350 woningen in Eindhoven, Amstelveen, Vught, Utrecht en nog wat kleiner werk, verspreid over het land.
Franswa en de particuliere woningbouw
Specifiek voor Franswa is vooral het ontwerpen voor zogenaamde eigenbouwers. Tegenwoordig spreken we van projectontwikkelaars (of particuliere bouwondernemers). Zij lieten ontwerpen maken - inclusief interieurtekeningen en verkoopbrochures - met als doel toekomstige kopers te interesseren. Dit leidde nog wel eens tot ambitieuze projecten waarvoor geen geschikte investeerder werd gevonden. Architecten die in opdracht van woningbouwverenigingen werkten, hadden dit probleem vaak niet omdat de coöperaties dankzij de Woningwet op de steun van de overheid konden rekenen.
Na 1935 werden de plannen door de crisis en de oorlogsdreiging allemaal wat minder uitbundig en als gevolg daarvan werden de ontwerpen strakker. Dit was kenmerkend voor de Amsterdamse School in deze periode.
Latere periode
In de oorlog moest Co Franswa zich min of meer behelpen met allerlei caféverbouwingen in Amsterdam, waarvan nog enkele sporen bewaard zijn gebleven. Na de oorlog werden de huizen eenvoudiger van aanzien en verwijderde Franswa zich, zoals de meeste architecten steeds verder van de Amsterdamse School.
Na zijn dood in 1964 heeft Sjaak Franswa het archief van zijn vader geordend, beschreven en aangevuld en overgedragen aan Het Nieuwe Instituut.
Links
Related people
Related objects