Details
Name
IJ-paviljoen, Amsterdam
Number of images: 29
IntroductionEen gebouw waar in de geschiedschrijving van de Amsterdamse School vaak aan gerefereerd wordt, maar dat nog ontbrak op Wendingen.
AddressBuiksloterweg 1
PlaceAmsterdam
CountryNederland
Creator Joan van der Meij (Architect)
Piet Kramer (Architect)
Publieke Werken (Architect)
Willem Bogtman (Kunstenaar)
Piet Kramer (Architect)
Publieke Werken (Architect)
Willem Bogtman (Kunstenaar)
Production date1912 - 1916
Current conditionGesloopt
ClientGemeente Amsterdam
Original usageCafé / Uitgaansgelegenheid
Object typeGebouw
BackgroundIn 1912 besluit de gemeenteraad van Amsterdam tot de bouw van een paviljoen aan de noordoever van het IJ; een ‘stadsherberg’, links naast de pontsteiger en pal tegenover het Centraal Station. Het moet komen op de plek van het oude bijgebouwtje van het Tolhuis van Amsterdam-Noord. Het is de bedoeling dat dit gereed is als de groots opgezette tentoonstelling ENTOS – de Eerste Nederlandse Tentoonstelling op Scheepvaartgebied – nabij het Tolhuisterrein in de zomer van 1913 losbarst. Het zou dan als entreegebouw fungeren en zodra het evenement afgelopen was zou het de functie van café-restaurant moeten krijgen.
Joan van der Mey, op dat moment esthetisch adviseur bij Publieke Werken, maakt een ontwerp dat echter niet goed valt bij de raad. Het gebouw van drie verdiepingen zou volgens de Commissie van bijstand niet passen bij de landelijke omgeving van Amsterdam-Noord en zou bovendien te duur worden. Van der Mey komt vervolgens in 1912 met een nieuw, eenvoudiger (en goedkoper) ontwerp. Al snel wordt echter duidelijk dat het café-restaurant niet klaar zou zijn voor de ENTOS. Een paviljoen met terras en aanlegsteiger worden echter wel aangelegd. Met de werkzaamheden hieraan wordt eind december 1912 begonnen. Uiteindelijk komt het gehele paviljoen – met het café-restaurant – pas in 1916 gereed.
Dat ook Piet Kramer bij het IJ-paviljoen betrokken is geweest staat vast. Hij zou verantwoordelijk zijn voor het interieur en de meubels en is hoogstwaarschijnlijk ook bij het ontwerp van het terras betrokken. In 1919 schrijft W.J. de Groot, onderdirecteur van Publieke Werken, zelfs dat Kramer verantwoordelijk was voor het gehele ontwerp. Ook in Wendingen staat in dat jaar bij een foto van het paviljoen alleen zijn naam, al gaat het hier specifiek over het interieur. Maar ‘stukken uit 1912 noemen steevast Van der Meij als architect’, aldus Kruidenier en Smeets, de schrijvers van het boek over Van der Meij. Het een sluit het ander natuurlijk niet uit. Het ontwerp uit 1912 (het ‘1e paviljoen’) zou heel goed een ontwerp van Van der Meij kunnen zijn, terwijl het er in 1915 aangebouwde café-restaurant hoofdzakelijk op het conto van Kramer geschreven kan worden. In 1924 verklaarde Kramer in een interview in 'De Vrijheid' zelf ook dat hij 'het tweede gedeelte' van het paviljoen gebouwd had.
Wie dan ook, de ontwerpers gaan ‘los’ op het ontwerp, dat vol expressieve en speelse elementen zit. Dat we hier met dezelfde mensen te maken hebben die ook betrokken waren bij Het Scheepvaarthuis (Van der Mey, Kramer, Bogtman) is duidelijk. Dat blijkt ook uit de kosten: die gaan het budget te boven en dat levert veel kritiek op vanuit de politiek. Bovendien is het dus niet, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, op tijd klaar als de ENTOS van start gaat. Als de stadsherberg eindelijk opengaat blijkt exploitatie duur en de gemeente doet deze dan ook over aan het Tolhuis.
Vanaf najaar 1932 staat het pand leeg en in augustus 1933 wordt zelfs de inventaris geveild. In 1936 wordt het verhuurd ‘aan een door de S.D.A.P. in het leven te roepen stichting tot exploitatie van een volksgebouw in Amsterdam-Noord. S.D.A.P.’
De Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM, voorganger van de Koninklijke Shell) is in die periode snel gegroeid en heeft meerdere gebouwen op het voormalige ENTOS-terrein gebouwd. In 1938 neemt zij het dan failliete IJ-paviljoen over, evenals jachthaven het IJ, het voormalige ENTOS-terrein, een deel van de Tolhuistuin, en het terrein rond de toegangsbrug bij het Buiksloterkanaal.
Het gebouw doet vervolgens tot 1977 dienst als bedrijfskantine. In dat jaar wordt het gesloopt, mede omdat de vaargeul van het IJ hier verbreed moet worden. De nieuwe kantine van Shell, die in 1976 wordt geopend, is net als de nabijgelegen Shell-toren uit 1971 (tegenwoordig Adam Toren geheten) een ontwerp van Arthur Staal en stond een jaar pal achter het IJ-paviljoen.
Joan van der Mey, op dat moment esthetisch adviseur bij Publieke Werken, maakt een ontwerp dat echter niet goed valt bij de raad. Het gebouw van drie verdiepingen zou volgens de Commissie van bijstand niet passen bij de landelijke omgeving van Amsterdam-Noord en zou bovendien te duur worden. Van der Mey komt vervolgens in 1912 met een nieuw, eenvoudiger (en goedkoper) ontwerp. Al snel wordt echter duidelijk dat het café-restaurant niet klaar zou zijn voor de ENTOS. Een paviljoen met terras en aanlegsteiger worden echter wel aangelegd. Met de werkzaamheden hieraan wordt eind december 1912 begonnen. Uiteindelijk komt het gehele paviljoen – met het café-restaurant – pas in 1916 gereed.
Dat ook Piet Kramer bij het IJ-paviljoen betrokken is geweest staat vast. Hij zou verantwoordelijk zijn voor het interieur en de meubels en is hoogstwaarschijnlijk ook bij het ontwerp van het terras betrokken. In 1919 schrijft W.J. de Groot, onderdirecteur van Publieke Werken, zelfs dat Kramer verantwoordelijk was voor het gehele ontwerp. Ook in Wendingen staat in dat jaar bij een foto van het paviljoen alleen zijn naam, al gaat het hier specifiek over het interieur. Maar ‘stukken uit 1912 noemen steevast Van der Meij als architect’, aldus Kruidenier en Smeets, de schrijvers van het boek over Van der Meij. Het een sluit het ander natuurlijk niet uit. Het ontwerp uit 1912 (het ‘1e paviljoen’) zou heel goed een ontwerp van Van der Meij kunnen zijn, terwijl het er in 1915 aangebouwde café-restaurant hoofdzakelijk op het conto van Kramer geschreven kan worden. In 1924 verklaarde Kramer in een interview in 'De Vrijheid' zelf ook dat hij 'het tweede gedeelte' van het paviljoen gebouwd had.
Wie dan ook, de ontwerpers gaan ‘los’ op het ontwerp, dat vol expressieve en speelse elementen zit. Dat we hier met dezelfde mensen te maken hebben die ook betrokken waren bij Het Scheepvaarthuis (Van der Mey, Kramer, Bogtman) is duidelijk. Dat blijkt ook uit de kosten: die gaan het budget te boven en dat levert veel kritiek op vanuit de politiek. Bovendien is het dus niet, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, op tijd klaar als de ENTOS van start gaat. Als de stadsherberg eindelijk opengaat blijkt exploitatie duur en de gemeente doet deze dan ook over aan het Tolhuis.
Vanaf najaar 1932 staat het pand leeg en in augustus 1933 wordt zelfs de inventaris geveild. In 1936 wordt het verhuurd ‘aan een door de S.D.A.P. in het leven te roepen stichting tot exploitatie van een volksgebouw in Amsterdam-Noord. S.D.A.P.’
De Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM, voorganger van de Koninklijke Shell) is in die periode snel gegroeid en heeft meerdere gebouwen op het voormalige ENTOS-terrein gebouwd. In 1938 neemt zij het dan failliete IJ-paviljoen over, evenals jachthaven het IJ, het voormalige ENTOS-terrein, een deel van de Tolhuistuin, en het terrein rond de toegangsbrug bij het Buiksloterkanaal.
Het gebouw doet vervolgens tot 1977 dienst als bedrijfskantine. In dat jaar wordt het gesloopt, mede omdat de vaargeul van het IJ hier verbreed moet worden. De nieuwe kantine van Shell, die in 1976 wordt geopend, is net als de nabijgelegen Shell-toren uit 1971 (tegenwoordig Adam Toren geheten) een ontwerp van Arthur Staal en stond een jaar pal achter het IJ-paviljoen.
DescriptionWe moeten het doen met de foto’s, tekeningen, beschrijvingen van tijdgenoten en – zoals we zullen zien – enkele summiere overblijfselen. In feite is er dus sprake van twee IJ-paviljoenen: het gedeelte dat in 1913 – op tijd voor de ENTOS – gereed was, en het latere ‘eigenlijke’ paviljoen, dat pas in 1916 gereed was.
Het 1e paviljoen (1913).
Het eerste deel van het paviljoen bestaat uit een langgerekt gebouw dat evenwijdig aan ’t IJ stond en aan weerszijden twee eenlaags gebouwtjes met een puntdak had. In het rechter gebouwtje zat een bergplaats voor fietsen en een kantoortje voor een bewaker. Een schuin muurtje met houten hek eindigende in een vierkant privaatgebouwtje.
In het linker gebouw, met twee uitbouwen, zaten diverse keukengelegenheden. Later kwamen hier in de noordelijke uitbouw, oorspronkelijk een provisiekeuken, toiletten. Opvallend is dat het linker gebouwtje van (gepotdekseld) hout was, terwijl het rechter gebouwtje in baksteen was opgetrokken. Werd er al rekening gehouden met een afbraak in de nabije toekomst? Het is goed mogelijk. Ook aan de zuidwand bevonden zich enkele keukens, samen met twee kantoortjes. Tussen deze gebouwen was een breed overdekt tuincafé, bereikbaar via trappen aan weerszijden van een onderdoorgang naar het ENTOS-terrein. Aan de rechterzijde was tevens plek voor een bloemenkioskje. Vóór het paviljoen, aan de waterkant, was een groot terras met een aanlegsteiger en twee aanmeerpalen met kroonvormige bekroning en de letters 'SPQA'.
Sierlijke smeedijzeren vlaggenmasthouders flankeerden de onderdoorgang naar het ENTOS-terrein en in de puntdaken van de gebouwtjes waren puntvormige ornamenten aangebracht, die we als 'typisch Van der Mey' zouden kunnen typeren. Overal was siermetselwerk toegepast en de houten hekken hadden sierlijk ijzerwerk en waren voorzien van Andreaskruisen.
Dat Piet Kramer een hand heeft gehad in het ontwerp van het terras blijkt ook uit de karakteristieke houten terraslantaarns. Een variant hiervan zien we terug in de in 1960/1961 afgebroken brug 408 over het Noorder Amstelkanaal.
Het café-restaurant (1916).
‘Plan tot het bouwen van een paviljoen a/d overzijde v/h Y op een gedeeltelijk bestaanden onderbouw' staat er op de bouwtekeningen uit 1915. Het linker, houten gebouw werd gedeeltelijk gesloopt en het te bouwen paviljoen werd dwars op het bestaande gebouw – richting het IJ – gebouwd.
Het gebouw bestond uit in hoogte verspringende delen onder een plat dak en ook hier was – in de gevel en op de vier schoorstenen – volop siermetselwerk toegepast. Ter versiering waren er diverse gevellantaarns en een viertal vlaggenmasten aangebracht. Stilistisch kun je de invloed van Frank Lloyd Wright ontwaren en sluit het gebouw aan bij andere vroege ontwerpen van Kramer, zoals de Arbeidsbeurs en het brugwachtershuisje van de Nieuwe Amstelbrug. Andere typisch Amsterdamse School-elementen waren de laddervensters in de bovenlichten en het glas in lood met scheepstaferelen van de hand van atelier Bogtman, die overeenkomen met die in de hal van Het Scheepvaarthuis.
Het 1e paviljoen (1913).
Het eerste deel van het paviljoen bestaat uit een langgerekt gebouw dat evenwijdig aan ’t IJ stond en aan weerszijden twee eenlaags gebouwtjes met een puntdak had. In het rechter gebouwtje zat een bergplaats voor fietsen en een kantoortje voor een bewaker. Een schuin muurtje met houten hek eindigende in een vierkant privaatgebouwtje.
In het linker gebouw, met twee uitbouwen, zaten diverse keukengelegenheden. Later kwamen hier in de noordelijke uitbouw, oorspronkelijk een provisiekeuken, toiletten. Opvallend is dat het linker gebouwtje van (gepotdekseld) hout was, terwijl het rechter gebouwtje in baksteen was opgetrokken. Werd er al rekening gehouden met een afbraak in de nabije toekomst? Het is goed mogelijk. Ook aan de zuidwand bevonden zich enkele keukens, samen met twee kantoortjes. Tussen deze gebouwen was een breed overdekt tuincafé, bereikbaar via trappen aan weerszijden van een onderdoorgang naar het ENTOS-terrein. Aan de rechterzijde was tevens plek voor een bloemenkioskje. Vóór het paviljoen, aan de waterkant, was een groot terras met een aanlegsteiger en twee aanmeerpalen met kroonvormige bekroning en de letters 'SPQA'.
Sierlijke smeedijzeren vlaggenmasthouders flankeerden de onderdoorgang naar het ENTOS-terrein en in de puntdaken van de gebouwtjes waren puntvormige ornamenten aangebracht, die we als 'typisch Van der Mey' zouden kunnen typeren. Overal was siermetselwerk toegepast en de houten hekken hadden sierlijk ijzerwerk en waren voorzien van Andreaskruisen.
Dat Piet Kramer een hand heeft gehad in het ontwerp van het terras blijkt ook uit de karakteristieke houten terraslantaarns. Een variant hiervan zien we terug in de in 1960/1961 afgebroken brug 408 over het Noorder Amstelkanaal.
Het café-restaurant (1916).
‘Plan tot het bouwen van een paviljoen a/d overzijde v/h Y op een gedeeltelijk bestaanden onderbouw' staat er op de bouwtekeningen uit 1915. Het linker, houten gebouw werd gedeeltelijk gesloopt en het te bouwen paviljoen werd dwars op het bestaande gebouw – richting het IJ – gebouwd.
Het gebouw bestond uit in hoogte verspringende delen onder een plat dak en ook hier was – in de gevel en op de vier schoorstenen – volop siermetselwerk toegepast. Ter versiering waren er diverse gevellantaarns en een viertal vlaggenmasten aangebracht. Stilistisch kun je de invloed van Frank Lloyd Wright ontwaren en sluit het gebouw aan bij andere vroege ontwerpen van Kramer, zoals de Arbeidsbeurs en het brugwachtershuisje van de Nieuwe Amstelbrug. Andere typisch Amsterdamse School-elementen waren de laddervensters in de bovenlichten en het glas in lood met scheepstaferelen van de hand van atelier Bogtman, die overeenkomen met die in de hal van Het Scheepvaarthuis.
InteriorDomineerden strakke lijnen het exterieur, het interieur was een expressief, speels geheel en op-en-top Amsterdamse School. Kohlenbach heeft in zijn boek over Piet Kramer het interieur prachtig beschreven:
“Zijn ontwerp sloot nauw aan bij de vormenrijkdom van Het Scheepvaarthuis. Geen enkel detail, hoe klein dan ook, ontging aan zijn aandacht. Hij begon met de ordening van de ruimte zelf. Licht getrapt welfde het plafond zich boven de caféruimte. Een smalle inkeping in het midden van het plafond aan de kopwand verbreedde zich tot een diepe, zich openende spelonk, waarin het buffet was ondergebracht. De wanden waren twee meter hoog, met een kleurrijk afgezette houten lambrisering bekleed.
Kramer gebruikte een grote verscheidenheid aan materialen: veelkleurig hout, tegels en glad stucwerk voor de wanden, dat beschilderd werd met losse en met reeksen identieke ornamenten. Opvallend waren de vele verschillende lampen met stoffen kappen, die als bloemkelken aan stelen aan het plafond hingen of die als een soort krabben tegen de wanden en pilaren geplakt waren. In de ruimte stonden eenvoudige, rechthoekige tafels en comfortabele, gestoffeerde fauteuils.
De meeste aandacht trok de monumentale combinatie van vier gestoffeerde banken met daarboven een vitrine, bloembakken en bloempotten. Het was een compact, uitbundig vormgegeven, rijk bewerkt meubelstuk dat voor verschillende doeleinden te gebruiken was. Van een ander meubel, het buffet uit de caféruimte van het IJ-paviljoen, bestaat slechts één foto.' Het meubelstuk onderscheidt zich van een eenvoudig model door de behandeling van het front. De deuren vormen door de rondingen, de afschuiningen, de zigzaglijn in het midden en het golvende ladenfront een ornament met symmetrische, organische vlakken.”
Dit uitbundige interieur zou nog voor de oorlog geveild worden en verdwijnen.
“Zijn ontwerp sloot nauw aan bij de vormenrijkdom van Het Scheepvaarthuis. Geen enkel detail, hoe klein dan ook, ontging aan zijn aandacht. Hij begon met de ordening van de ruimte zelf. Licht getrapt welfde het plafond zich boven de caféruimte. Een smalle inkeping in het midden van het plafond aan de kopwand verbreedde zich tot een diepe, zich openende spelonk, waarin het buffet was ondergebracht. De wanden waren twee meter hoog, met een kleurrijk afgezette houten lambrisering bekleed.
Kramer gebruikte een grote verscheidenheid aan materialen: veelkleurig hout, tegels en glad stucwerk voor de wanden, dat beschilderd werd met losse en met reeksen identieke ornamenten. Opvallend waren de vele verschillende lampen met stoffen kappen, die als bloemkelken aan stelen aan het plafond hingen of die als een soort krabben tegen de wanden en pilaren geplakt waren. In de ruimte stonden eenvoudige, rechthoekige tafels en comfortabele, gestoffeerde fauteuils.
De meeste aandacht trok de monumentale combinatie van vier gestoffeerde banken met daarboven een vitrine, bloembakken en bloempotten. Het was een compact, uitbundig vormgegeven, rijk bewerkt meubelstuk dat voor verschillende doeleinden te gebruiken was. Van een ander meubel, het buffet uit de caféruimte van het IJ-paviljoen, bestaat slechts één foto.' Het meubelstuk onderscheidt zich van een eenvoudig model door de behandeling van het front. De deuren vormen door de rondingen, de afschuiningen, de zigzaglijn in het midden en het golvende ladenfront een ornament met symmetrische, organische vlakken.”
Dit uitbundige interieur zou nog voor de oorlog geveild worden en verdwijnen.
Recent developmentsHet complex mag dan gesloopt zijn, er zijn nog wel enkele summiere restanten te vinden. Aparte vermelding verdienen hierbij de twee aanmeerpalen van het terras, die een kroonvormige bekroning hebben met de letters SPQA (Senatus Populus Que Amstelodamensis - De Senaat en het Volk van Amsterdam). Van der Mey paste deze letters - een knipoog naar de Romeinse term SPQR – ook toe in zijn ontwerpen bij de Hortus en het Binnengasthuisterrein. We zien de pijlers opduiken op foto's uit 1913 als de ENTOS in volle gang is. Ze hebben veel weg van de vier zuilen die brug 41 sieren, maar zijn, anders dan in het boek Publieke Werken wordt gezegd, niet dezelfde exemplaren.
We zien ze op archieffoto's uit 2009 op het Shell-terrein staan en kunnen aan de hand daarvan de exacte locatie bepalen waar ze zich bevonden. De gebouwen waar ze bij stonden zijn echter, net als grote delen van het voormalige Shell-terrein, niet lang hierna gesloopt. De palen – de vooralsnog enig bekende restanten van het IJ-paviljoen – zijn gelukkig door Shell behouden en kwamen vervolgens, een paar honderd meter verderop, terecht in de tuin voor het in 2009 geopende Shell Technology Centre Amsterdam. (Deze tuin zou in 2020 opengesteld voor het publiek, zodat de palen na ruim 40 jaar weer toegankelijk zouden zijn voor het publiek. Onduidelijk is wat er van deze plannen terecht is gekomen.)
Glas in lood van de firma Bogtman van scheepstaferelen die bovenlichten sierden, zijn later in hal van de toren geplaatst. Na de verbouw van de toren zijn ze helaas spoorloos verdwenen.
We zien ze op archieffoto's uit 2009 op het Shell-terrein staan en kunnen aan de hand daarvan de exacte locatie bepalen waar ze zich bevonden. De gebouwen waar ze bij stonden zijn echter, net als grote delen van het voormalige Shell-terrein, niet lang hierna gesloopt. De palen – de vooralsnog enig bekende restanten van het IJ-paviljoen – zijn gelukkig door Shell behouden en kwamen vervolgens, een paar honderd meter verderop, terecht in de tuin voor het in 2009 geopende Shell Technology Centre Amsterdam. (Deze tuin zou in 2020 opengesteld voor het publiek, zodat de palen na ruim 40 jaar weer toegankelijk zouden zijn voor het publiek. Onduidelijk is wat er van deze plannen terecht is gekomen.)
Glas in lood van de firma Bogtman van scheepstaferelen die bovenlichten sierden, zijn later in hal van de toren geplaatst. Na de verbouw van de toren zijn ze helaas spoorloos verdwenen.
Sources
Bernhard Kohlenbach, Pieter Lodewijk Kramer 1881-1961: architect van de Amsterdamse School (V+K Publishing Inmerc).
Pim van Schaik, Publieke Werken. Hoeksteen van de Amsterdamse School 1915-1935 (Stokerkade, 2018).
Sebas Baggelaar en Pim van Schaik, Piet Kramer. Bruggenbouwer van de Amsterdamse School (Stokerkade 2016).
Michiel Kruidenier en Paul Smeets, Joan Melchior van der Meij. Pionier van de Amsterdamse School (nai010 2014).
D. van der Meer, Research aan het IJ 1914-1989, de geschiedenis van het ‘Lab Amsterdam’ (Amsterdam 1989).
Links
Submitted by Marcel Westhoff
Professional or personal relationAfgebroken objecten vergen vaak wat extra research, maar dit was wel een erg leuke ‘down the rabbit hole’! Het zou trouwens erg mooi zijn als er ooit nog meubelstukken zouden opduiken...
Met dank aan Rosalie van Egmond, manager Shell Historical Heritage & Archive.
Met dank aan Rosalie van Egmond, manager Shell Historical Heritage & Archive.
Related objects