Details
Naam
Telegraaf en Telefoongebouw, Velperplein, Arnhem
Aantal afbeeldingen: 6
IntroductieHelaas niet meer in het echt te bewonderen. In 1945 is het gebouw opgeblazen.
AdresSpoorwegstraat 7
Postcode(s)6828 AM
PlaatsArnhem
LandNederland
Vervaardiger Joop Crouwel (Architect)
Hendrik van den Eijnde (Kunstenaar)
Hendrik van den Eijnde (Kunstenaar)
Datum1919 - 1923
Huidige staatGesloopt
OpdrachtgeverRijkstelegraaf- en Telefoondienst
Oorspronkelijke functiePostkantoor
Type objectGebouw
AchtergrondHet door Crouwel ontworpen Telegraaf- en Telefoonkantoor in Arnhem stond aan het Velperplein tussen de Apeldoornseweg en de Spoorwegstraat, op de plek waar tot 1919 de statige villa van het echtpaar Scheidius-Lüps had gestaan. De ingang was op de hoek met de Spoorwegstraat. De naam van het gebouw, dat in december 1922 in gebruik werd genomen, was eigenlijk Rijkstelegraaf- en Telefoonkantoor. Dit om onderscheid te maken met de Gemeentelijke Telefoondienst die tussen 1896 en 1926 de telefoonservice onderhield.
Het gebouw werd verschillende malen door het oorlogsgeweld in 1944 en 1945 beschadigd. Na een geallieerd luchtbombardement op 10 februari 1945 kon een brand in het gebouw nog juist bedwongen worden. Enkele weken later zien de Duitsers het hopeloze van hun situatie in. Om de geallieerden toch nog een beetje dwars te zitten, blazen ze het Telegraafkantoor met trotyl op.
Het gebouw werd verschillende malen door het oorlogsgeweld in 1944 en 1945 beschadigd. Na een geallieerd luchtbombardement op 10 februari 1945 kon een brand in het gebouw nog juist bedwongen worden. Enkele weken later zien de Duitsers het hopeloze van hun situatie in. Om de geallieerden toch nog een beetje dwars te zitten, blazen ze het Telegraafkantoor met trotyl op.
BeschrijvingHet meest in het oog springend was de torenpartij waarin de ingang in een diepe portiek was aangebracht. Het vele siermetselwerk en een ronde stompe torenspits verraden de invloed van de Amsterdamse School. Er zijn ook veel overeenkomsten met de grote postkantoren die Crouwel voor Utrecht en Haarlem ontwierp en die gelukkig wel zijn blijven bestaan. Aan de foto's te zien had het niet alleen een imposante buitenkant maar ook een imposante hal. Het beeldhouwwerk buiten en binnen was naar ontwerp van rijksbeeldhouwer Hendrik van den Eijnde, die ook bij de postkantoren van Haarlem en Utrecht betrokken was.
Aangezien het gebouw niet meer bestaat, is het interessant het te bekijken door de ogen van een niet nader genoemde journalist van de Arnhemsche courant, die het in juni 1922 bezocht niet lang voor de voltooiing:
“Allereerst iets over het uiterlijke aspect. Ja, dat is een moeilijk geval. We hebben personen ontmoet, die het mooi, imposant noemden en we kenner er, die vinden, dat het een onrustigen indruk maakt met zijn vele horizontale lijnen, zijn ramen met ijzeren spijlen, zijn eigenaardigen ingang. Wij stellen ons in deze geen partij, doch wijzen er alleen op, dat bij het ontwerpen van het gebouw voorgezeten heeft de bedoeling een w e r k ruimte te scheppen met veel licht en met zoo economisch mogelijke gebruikmakinig van de beschikbare ruimte. Vandaar de hooge ijzeren ramen, vrijwel gelijke met den buitenkant der muren, zonder vensterbanken, met zeer dunne spijlen. Als tegenstelling tegen deze hooge ramen en om te voorkomen dat zij worden zouden gaten in de muren, heeft de ontwerper de ruiten overdwars aangebracht. Deze horizontale lijnen vindt men terug binnen in ‘gebouw en ’t dient erkend, daar binnen wordt er een aardig effect mede bereikt. Het gansche gebouw, dat tot den nok ruim 17 M. hoog is, wordt op den Velperplein-hoek beheerscht door een toren van 7 M. Deze dient – behalve als monumentale afsluiting van het gebouw aan de zijde van het groote plein, ter karakteriseering van den hoofdingang, welke er juist onder gelegen is. Die hoofdingang wordt verder gesymboliseerd door het Rijkswapen in den gevel (dat ook op den hoek Paterstraat wordt aangebracht) en door een kop, het symbool van telegrafie en telefonie, die het woord de wereld inslingert. Boven den hoofdingang komt een uurwerk, dat geflankeerd wordt door de woorden: Telegraafgebouw, Telefoongebouw, in smeedwerk. ’s Avonds vindt men het zelfde opschrift op lantaarns terzijde van den hoofdingang. Afgezien van deze bescheiden symboliek is de gevel verder in soberen stijl gehouden. Het geheel is van baksteen opgetrokken (buiten rood, binnen geel), met op enkele plaatsen natuursteen.”
Aangezien het gebouw niet meer bestaat, is het interessant het te bekijken door de ogen van een niet nader genoemde journalist van de Arnhemsche courant, die het in juni 1922 bezocht niet lang voor de voltooiing:
“Allereerst iets over het uiterlijke aspect. Ja, dat is een moeilijk geval. We hebben personen ontmoet, die het mooi, imposant noemden en we kenner er, die vinden, dat het een onrustigen indruk maakt met zijn vele horizontale lijnen, zijn ramen met ijzeren spijlen, zijn eigenaardigen ingang. Wij stellen ons in deze geen partij, doch wijzen er alleen op, dat bij het ontwerpen van het gebouw voorgezeten heeft de bedoeling een w e r k ruimte te scheppen met veel licht en met zoo economisch mogelijke gebruikmakinig van de beschikbare ruimte. Vandaar de hooge ijzeren ramen, vrijwel gelijke met den buitenkant der muren, zonder vensterbanken, met zeer dunne spijlen. Als tegenstelling tegen deze hooge ramen en om te voorkomen dat zij worden zouden gaten in de muren, heeft de ontwerper de ruiten overdwars aangebracht. Deze horizontale lijnen vindt men terug binnen in ‘gebouw en ’t dient erkend, daar binnen wordt er een aardig effect mede bereikt. Het gansche gebouw, dat tot den nok ruim 17 M. hoog is, wordt op den Velperplein-hoek beheerscht door een toren van 7 M. Deze dient – behalve als monumentale afsluiting van het gebouw aan de zijde van het groote plein, ter karakteriseering van den hoofdingang, welke er juist onder gelegen is. Die hoofdingang wordt verder gesymboliseerd door het Rijkswapen in den gevel (dat ook op den hoek Paterstraat wordt aangebracht) en door een kop, het symbool van telegrafie en telefonie, die het woord de wereld inslingert. Boven den hoofdingang komt een uurwerk, dat geflankeerd wordt door de woorden: Telegraafgebouw, Telefoongebouw, in smeedwerk. ’s Avonds vindt men het zelfde opschrift op lantaarns terzijde van den hoofdingang. Afgezien van deze bescheiden symboliek is de gevel verder in soberen stijl gehouden. Het geheel is van baksteen opgetrokken (buiten rood, binnen geel), met op enkele plaatsen natuursteen.”
InterieurIn zijn biografie over de beeldhouwer schrijft Ype Koopmans dat Van den Eijnde op zeventien meter hoogte in de nok van de hal het rijksblazoen en een maskerkop aanbracht. De maskerkop stond symbool voor telefoon en telegraaf. “Acht gemetselde bogen die een glas-in-lood overkapping droegen, kwamen bovenin samen in een flinke hardstenen figuur die andermaal de telefonie en telegrafie symboliseerde. Onderaan tegen de bogen waren de vijf werelddelen en het poolgebied weergegeven door maskerkoppen van een Mongool, een Indiaan, een Europeaan, een Moor, een Nieuw-Zeelander en een Eskimo. Deze koppen werden geflankeerd door decoratieve hardstenen reliëfs waarin door allerlei dierfiguren deze continenten nader waren aangeduid.” (Koopmans, blz 86-87). Het boek van Koopmans bevat een aantal afbeeldingen van het beeldhouwwerk, welke in openbare bronnen moeilijk te vinden zijn.
De niet nader genoemde journalist van de Arnhemsche courant:
“Thans het een en ander over het inwendige van het gebouw. De buitenvestibule gaat over in een binnenvestibule, door een hek in twee helften verdeeld om het publiek er gemakkelijker toe te krijgen rechts te houden. Deze binnenvestibule mondt uit in een hal voor het publiek. Die hal met de gemetselde bogen ontvangt licht door het koepelvormige dak, afgedekt met gegoten glas. De acht bogen die het dak dragen vormen een figuur, welke de telegrafie en telefonie symboliseert blijkens de haar vergezellende emblemen van dien dienst. Van deze figuur stralen de acht steenen bogen naar beneden uit, waar zij versierd zijn met beeldhouwwerk van en Haarlemschen beeldhouwer A. v.d. Eynde. In hardsteen heeft deze op de bogen gesymboliseerd de vijf werelddelen (koppen van Mongool, Indiaan, Europeaan, Moor en Nieuw-Zeelander) de Polen (Eskimokop met ijsberen) en lucht en water, welke alle min of meer door telegrafie en telefonie beheerscht worden. In de hal treft men voorts aan zes telefooncellen, een schrijftafel voor tien personen en vier loketten. Aan de hal grenst direct het aanneemkantoor en daarachter vindt men (zijde Apeld. straat) de prachtig verlichte seinzaal, een zaal van 27 X 8 M. Op de benedenverdieping treft men voorts aan een directeurskamer met wachtkamer voor het publiek, een administrateurskamer, aan de zijde van de Spoorwegstraat de ruimte bestellerszaal, met lokalen voor hoofdbestellers en administratie. Aan de achterzijde van het gebouw, waar het oude koetshuis is blijven staan (dit wordt verbouwd tot ingenieursbureelen, enz.) is een binnenplaats uitgespaard met toegang zoowel tot Spoorwegstraat als Paterstraat. (…)
Op de eerste verdieping is om de lichthal één groot lokaal ontstaan, waar de interlocale telefoondienst zal worden ondergebracht. (…) De tweede étage bevat een dergelijk groote zaal om de lichthal als de eerste verdieping.”
De niet nader genoemde journalist van de Arnhemsche courant:
“Thans het een en ander over het inwendige van het gebouw. De buitenvestibule gaat over in een binnenvestibule, door een hek in twee helften verdeeld om het publiek er gemakkelijker toe te krijgen rechts te houden. Deze binnenvestibule mondt uit in een hal voor het publiek. Die hal met de gemetselde bogen ontvangt licht door het koepelvormige dak, afgedekt met gegoten glas. De acht bogen die het dak dragen vormen een figuur, welke de telegrafie en telefonie symboliseert blijkens de haar vergezellende emblemen van dien dienst. Van deze figuur stralen de acht steenen bogen naar beneden uit, waar zij versierd zijn met beeldhouwwerk van en Haarlemschen beeldhouwer A. v.d. Eynde. In hardsteen heeft deze op de bogen gesymboliseerd de vijf werelddelen (koppen van Mongool, Indiaan, Europeaan, Moor en Nieuw-Zeelander) de Polen (Eskimokop met ijsberen) en lucht en water, welke alle min of meer door telegrafie en telefonie beheerscht worden. In de hal treft men voorts aan zes telefooncellen, een schrijftafel voor tien personen en vier loketten. Aan de hal grenst direct het aanneemkantoor en daarachter vindt men (zijde Apeld. straat) de prachtig verlichte seinzaal, een zaal van 27 X 8 M. Op de benedenverdieping treft men voorts aan een directeurskamer met wachtkamer voor het publiek, een administrateurskamer, aan de zijde van de Spoorwegstraat de ruimte bestellerszaal, met lokalen voor hoofdbestellers en administratie. Aan de achterzijde van het gebouw, waar het oude koetshuis is blijven staan (dit wordt verbouwd tot ingenieursbureelen, enz.) is een binnenplaats uitgespaard met toegang zoowel tot Spoorwegstraat als Paterstraat. (…)
Op de eerste verdieping is om de lichthal één groot lokaal ontstaan, waar de interlocale telefoondienst zal worden ondergebracht. (…) De tweede étage bevat een dergelijk groote zaal om de lichthal als de eerste verdieping.”
Bronnen
Ype Koopmans, H.A. van den Eijnde 1869-1939 (Drents Museum Assen, 1994).
'Het nieuwe telegraafkantoor'. In: Arnhemsche courant, 20 juni 1922.
Ingezonden door Gert-Jan Lobbes
Professionele of persoonlijke bandDe imposante scheppingen van Crouwel voor de post in Utrecht en Haarlem staan er, nog ook al hebben ze hun oorspronkelijke functie inmiddels verloren. Dit pand in Arnhem - een meesterwerk van de Amsterdamse School - is helaas verloren gegaan maar er bestaan nog goede foto's van.
Gerelateerde objecten