Details
Naam
Gebouw Bond voor Minder Marinepersoneel, Den Helder
Aantal afbeeldingen: 18
IntroductieEen van de vroegste uitingen van de Amsterdamse School, gelegen buiten de hoofdstad nog wel. Niet alleen was dit het eerste zelfstandige werk van Piet Kramer, maar bovendien werkten latere ‘vaste krachten’ Hildo Krop, Willem Bogtman en H.J. Winkelman hier al aan mee. Helaas heeft het niet de Tweede Wereldoorlog overleefd.
AdresHoek Prins Hendriklaan - Stationsstraat
PlaatsDen Helder
LandNederland
Vervaardiger Piet Kramer (Architect)
Hildo Krop (Kunstenaar)
Willem Bogtman (Kunstenaar)
H.J. Winkelman (Kunstenaar)
Hildo Krop (Kunstenaar)
Willem Bogtman (Kunstenaar)
H.J. Winkelman (Kunstenaar)
Datum1913 - 1914
Huidige staatGesloopt
OpdrachtgeverBond voor Minder Marinepersoneel
Oorspronkelijke functieGenootschapsgebouw / Clubhuis / Kantine
Type objectGebouw
AchtergrondDe in 1897 opgerichte Bond voor Minder Marine Personeel was een soort vakvereniging van matrozen. De bond groeide qua ledental, wat een eigen verenigingsgebouw noodzakelijk maakte. De opdracht ging naar de jonge architect Piet Kramer, voor wie dit zijn eerste zelfstandige ontwerp was.
Op 20 juni 1914 werd het gebouw officieel geopend en de Heldersche Courant deed uitgebreid verslag, onder andere van de toespraak van de heer Michels, de administrateur van de bond:
'Niets is gespaard om den schepeling het beste te geven. Alles is vermeden wat doet denken aan een café. De schepeling moet allereerst een thuis vinden in dit gebouw, en hem moeten allerlei mooie dingen omringen. Dit is van zeer opvoedende kracht: het leert hem het mooie zien en begrijpen. Dan zal hij het later ook waardeeren in de burgermaatschappij. En het is de groote verdienste van den architect Kramer dit zoo goed begrepen te hebben. Tusschen onzen Bond, en den heer Kramer zijn vriendschapsbanden geknoopt, die nooit weer verbroken worden.
Aan drie eischen moest dit gebouw voldoen: het moest zijn bondsgebouw, café en hôtel. De eerste eisch ging voorop, de beide andere bleven ondergeschikt. De schepelingen, die zich hier komen verpoozen, moeten voor een oogenblik eens uit den dagelijkschen sleur weg; zij moeten daar een tehuis vinden. Bij geen categorie van menschen is de behoefte aan huiselijkheid zoo sterk aanwezig als bij den matroos, hij, die in zijn dagelijksch leven zoo weinig huiselijkheid heeft.'
Na de muiterij op HrMs Zeven Provinciën in 1933 kwamen de verschillende marinebonden, waaronder de Bond voor Minder Marine Personeel, onder vuur te liggen. De exploitatie van het gebouw was bovendien nauwelijks sluitend te krijgen, mede omdat de zaalverhuur tegenviel. De verhuur aan vakantiegangers in de zomermaanden kon evenmin soulaas bieden. Uiteindelijk was men genoodzaakt het gebouw te verkopen aan de rooms-katholieke vereniging Stella Maris, die het in 1937 kocht om er een rooms-katholiek militair tehuis in te vestigen. De sculptuur van Hildo Krop bij de ingang werd vervangen door een katholiek symbool met kruis er in. Waar de steen van Krop is gebleven, is niet duidelijk.
Het karakteristieke gebouw werd in de meidagen bij het Duitse bombardement van Den Helder verwoest.
Op 20 juni 1914 werd het gebouw officieel geopend en de Heldersche Courant deed uitgebreid verslag, onder andere van de toespraak van de heer Michels, de administrateur van de bond:
'Niets is gespaard om den schepeling het beste te geven. Alles is vermeden wat doet denken aan een café. De schepeling moet allereerst een thuis vinden in dit gebouw, en hem moeten allerlei mooie dingen omringen. Dit is van zeer opvoedende kracht: het leert hem het mooie zien en begrijpen. Dan zal hij het later ook waardeeren in de burgermaatschappij. En het is de groote verdienste van den architect Kramer dit zoo goed begrepen te hebben. Tusschen onzen Bond, en den heer Kramer zijn vriendschapsbanden geknoopt, die nooit weer verbroken worden.
Aan drie eischen moest dit gebouw voldoen: het moest zijn bondsgebouw, café en hôtel. De eerste eisch ging voorop, de beide andere bleven ondergeschikt. De schepelingen, die zich hier komen verpoozen, moeten voor een oogenblik eens uit den dagelijkschen sleur weg; zij moeten daar een tehuis vinden. Bij geen categorie van menschen is de behoefte aan huiselijkheid zoo sterk aanwezig als bij den matroos, hij, die in zijn dagelijksch leven zoo weinig huiselijkheid heeft.'
Na de muiterij op HrMs Zeven Provinciën in 1933 kwamen de verschillende marinebonden, waaronder de Bond voor Minder Marine Personeel, onder vuur te liggen. De exploitatie van het gebouw was bovendien nauwelijks sluitend te krijgen, mede omdat de zaalverhuur tegenviel. De verhuur aan vakantiegangers in de zomermaanden kon evenmin soulaas bieden. Uiteindelijk was men genoodzaakt het gebouw te verkopen aan de rooms-katholieke vereniging Stella Maris, die het in 1937 kocht om er een rooms-katholiek militair tehuis in te vestigen. De sculptuur van Hildo Krop bij de ingang werd vervangen door een katholiek symbool met kruis er in. Waar de steen van Krop is gebleven, is niet duidelijk.
Het karakteristieke gebouw werd in de meidagen bij het Duitse bombardement van Den Helder verwoest.
BeschrijvingHet Marinehuis moest aan verschillende eisen voldoen: het moest een bestuurskamer, kantoorruimte en een zaal voor bijeenkomsten huisvesten. Op de begane grond was een café ondergebracht, daarboven zat een grote vergaderzaal en twee kantoorruimten, naast zestien gastenkamers voor matrozen. Op de begane grond van de vleugel in de zijstraat bevonden zich de woning van de huismeester en algemene ruimten.
Het burchtachtige hoekgebouw stond op de hoek van de Prins Hendriklaan en de Stationsstraat. Het sloot in de zijstraat aan op een rij huurwoningen, terwijl de entreezijde richting Stationsplein grensde aan een braakliggend terrein, dat pas aan het eind van de jaren twintig zou worden bebouwd met Het Kegelhuis.
Kramer paste volumes van verschillende hoogte toe, met een alles overheersende trappenhuistoren als centrale blikvanger. De toren werd geflankeerd door twee blokken die evenwijdig aan de twee straten lagen, met een schuin geplaatste uitbouw. Kramer creëerde een asymmetrisch maar evenwichtig totaalbeeld, dat door de uitstraling een burcht werd genoemd. Het monumentale karakter werd versterkt door twee imposante pylonen met bovenop grote, veelkleurige lantaarns, die de afsluiting vormden van de scheidingsmuren van het caféterras. Later werd het terras overkapt.
Het gebouw was opgetrokken in mondsteen. Met name bij het dak waren verschillende metselpatronen aangebracht en op de stompe hoeken zat getand metselwerk. Echt plastische bewerkingen had Kramer geconcentreerd bij de belangrijke plaatsen, zoals de entree en de torenopbouw. ‘Zijn gemetselde wanden zijn geen eenvoudige, gladde vlakken, maar een samenspel van stemmingsvlakken als op een impressionistisch schilderij’ aldus Kohlenbach in zijn beschrijving van het gebouw.
Bij de entree was een gevelsteen aangebracht van Frans kalksteen, uitgevoerd door Hildo Krop maar – volgens de Heldersche Courant – een ontwerp van Kramer. Het stelde een boei in de golven aan een anker voor, met op de boei het monogram van de bond. Op de achtergrond waren zonnestralen en een bliksemschicht te zien. Rechtsboven stond de datum 1 mei 1914; links waren beierende klokken te zien met hierboven de tekst ‘Van de oud gasten aan de makkers op de vloot’.
Het burchtachtige hoekgebouw stond op de hoek van de Prins Hendriklaan en de Stationsstraat. Het sloot in de zijstraat aan op een rij huurwoningen, terwijl de entreezijde richting Stationsplein grensde aan een braakliggend terrein, dat pas aan het eind van de jaren twintig zou worden bebouwd met Het Kegelhuis.
Kramer paste volumes van verschillende hoogte toe, met een alles overheersende trappenhuistoren als centrale blikvanger. De toren werd geflankeerd door twee blokken die evenwijdig aan de twee straten lagen, met een schuin geplaatste uitbouw. Kramer creëerde een asymmetrisch maar evenwichtig totaalbeeld, dat door de uitstraling een burcht werd genoemd. Het monumentale karakter werd versterkt door twee imposante pylonen met bovenop grote, veelkleurige lantaarns, die de afsluiting vormden van de scheidingsmuren van het caféterras. Later werd het terras overkapt.
Het gebouw was opgetrokken in mondsteen. Met name bij het dak waren verschillende metselpatronen aangebracht en op de stompe hoeken zat getand metselwerk. Echt plastische bewerkingen had Kramer geconcentreerd bij de belangrijke plaatsen, zoals de entree en de torenopbouw. ‘Zijn gemetselde wanden zijn geen eenvoudige, gladde vlakken, maar een samenspel van stemmingsvlakken als op een impressionistisch schilderij’ aldus Kohlenbach in zijn beschrijving van het gebouw.
Bij de entree was een gevelsteen aangebracht van Frans kalksteen, uitgevoerd door Hildo Krop maar – volgens de Heldersche Courant – een ontwerp van Kramer. Het stelde een boei in de golven aan een anker voor, met op de boei het monogram van de bond. Op de achtergrond waren zonnestralen en een bliksemschicht te zien. Rechtsboven stond de datum 1 mei 1914; links waren beierende klokken te zien met hierboven de tekst ‘Van de oud gasten aan de makkers op de vloot’.
InterieurPiet Kramer ontwierp ook het volledige interieur. We citeren hier Kohlenbach, die op zijn beurt Kramer zelf aanhaalt. Uit de beschrijving die Kramer enkele maanden voor de voltooiing van de bouw gaf, blijkt dat zijn werkwijze tot een drietal punten terug te brengen was: een eenvoudige vormgeving van de meubelen, het gebruik van ongewone, nauw op elkaar afgestemde kleuren met hier en daar een fel accent en het gebruik van solide, niet te dure materialen. Enkele details uit deze beschrijving: de wanden van het café waren bekleed met een twee meter hoge, houten, zachtpaarse lambrisering. De stoelen en fauteuils hadden een diepe bronskleur en waren met een terracottakleurige stof overtrokken. De vloer was bedekt met bruin linoleum en kokosmatten.
Alle lampen waren van kunstmatig geroest, in de was geboend ijzer, omhangen met zacht gekleurd antiekglas om het hinderlijke fel witte van het gaslicht te breken. De met glas-in-lood bezette ramen gaven extra kleuraccenten aan de ruimte. Alles was vermeden om het interieur dat gewone kroegachtige te geven, aldus Kramer. De entree naar de vergaderzaal op de eerste verdieping, die plaats bood aan ruim 180 personen, werd gevormd door zeer zware, rood beschilderde deuren. Ook hier bevonden zich hoge, met helderkleurig glas in lood bezette ramen, uitgevoerd door de Willem Bogtman. Langs de wanden waren banken aangebracht, die evenals het houtwerk in een diep paarse toon waren geschilderd. De kantoorruimte was ingericht volgens de moderne eisen met eenvoudige meubelen van donkergroen geverfd iepenhout in de was geboend.
Alle lampen waren van kunstmatig geroest, in de was geboend ijzer, omhangen met zacht gekleurd antiekglas om het hinderlijke fel witte van het gaslicht te breken. De met glas-in-lood bezette ramen gaven extra kleuraccenten aan de ruimte. Alles was vermeden om het interieur dat gewone kroegachtige te geven, aldus Kramer. De entree naar de vergaderzaal op de eerste verdieping, die plaats bood aan ruim 180 personen, werd gevormd door zeer zware, rood beschilderde deuren. Ook hier bevonden zich hoge, met helderkleurig glas in lood bezette ramen, uitgevoerd door de Willem Bogtman. Langs de wanden waren banken aangebracht, die evenals het houtwerk in een diep paarse toon waren geschilderd. De kantoorruimte was ingericht volgens de moderne eisen met eenvoudige meubelen van donkergroen geverfd iepenhout in de was geboend.
Bronnen
Bernhard Kohlenbach, Pieter Lodewijk Kramer, Architect van de Amsterdamse School (V+K Publishing Naarden, 1994).
Heldersche Courant, 23 juni 1914.
Gerard Hoekmeijer, 'Het marinegebouw De Burcht'. In: De Morgen (Helderse Vereniging voor Sociale Geschiedenis, 2015).
Links
Ingezonden door Marcel Westhoff
Professionele of persoonlijke bandDit gebouw – toch een mijlpaal in de geschiedenis van de Amsterdamse School – ontbrak vreemd genoeg nog op Wendingen.
Gerelateerde objecten