Details
Naam
Trijpen tafelkleed
Aantal afbeeldingen: 4
IntroductieDe techniek van het weven van trijpen tafelkleden gaat ver terug, maar nieuwe dessins van Amsterdamse School-ontwerpers bliezen haar 100 jaar geleden nieuw leven in!
Type objectTextiel (tapijt, wand- of vloerbekleding)
VervaardigerOnbekend (Kunstenaar)
MateriaalTrijp
OpdrachtgeverOnbekend
Huidige eigenaarMuseum Het Schip
AchtergrondTrijpkleden werden veel toegepast in interieurs van de Amsterdamse School. Zij dienden onder meer als tafelkleden, divankleden, kapstokkleden en lopers voor schoorsteenmantels. Zij waren ongeschikt om op te lopen en lagen daarom nooit op de vloer. De expressieve en kleurrijke patronen (ontstaan door het bedrukken van de stof in diverse tinten) van de Amsterdamse School sloegen niet alleen bij de interieurontwerpers aan, maar ook bij een breder publiek. De zijdeachtige glans van de trijpen, hun soepelheid en rijke kleurenpalet droegen zeker bij aan hun populariteit. De slijtvaste stof werd eveneens veel gebruikt voor de inrichting van passagiersschepen, theaters (Tuschinski!) en spoorwegrijtuigen.
Trijp is een poolweefsel - zoals ook pluche en fluweel - waarvan de opstaande haren uit mohair (van de angorageit) bestaan. De basis waarop de polen zijn aangebracht is meestal van katoen. Hoewel de geschiedenis van het weven van deze stoffen ver terug gaat, werden trijpkleden eind 19de eeuw aanvankelijk vooral gemaakt door de Eindhovense fabriek Schellens & Marto. Deze weverij blies in 1887 nieuw leven in het vrijwel verloren gegane ambacht van het trijp weven. Andere weverijen, zoals de Hengelosche Trijpweverij en Léo Schellens, ook in Eindhoven, volgden. Het enigszins ouderwetse imago van de stof werd opgefrist met moderne dessins in de stijl van de art nouveau en de Amsterdamse School, ontworpen door Nederlandse sierkunstenaars als Theo Nieuwenhuis, Chris Lebeau, Carel (C.A.) Lion Cachet en Jaap Gidding. Andere met name bekende ontwerpers waren Sikko van der Woude en Anton Hamaker.
Trijp is een poolweefsel - zoals ook pluche en fluweel - waarvan de opstaande haren uit mohair (van de angorageit) bestaan. De basis waarop de polen zijn aangebracht is meestal van katoen. Hoewel de geschiedenis van het weven van deze stoffen ver terug gaat, werden trijpkleden eind 19de eeuw aanvankelijk vooral gemaakt door de Eindhovense fabriek Schellens & Marto. Deze weverij blies in 1887 nieuw leven in het vrijwel verloren gegane ambacht van het trijp weven. Andere weverijen, zoals de Hengelosche Trijpweverij en Léo Schellens, ook in Eindhoven, volgden. Het enigszins ouderwetse imago van de stof werd opgefrist met moderne dessins in de stijl van de art nouveau en de Amsterdamse School, ontworpen door Nederlandse sierkunstenaars als Theo Nieuwenhuis, Chris Lebeau, Carel (C.A.) Lion Cachet en Jaap Gidding. Andere met name bekende ontwerpers waren Sikko van der Woude en Anton Hamaker.
BeschrijvingDit is een trijpen tafelkleed, dat is bedrukt met grillige motieven en opvallende kleuren. Typisch voor de Amsterdamse School. Afmetingen: 140x115. Het is één van de talloze anonieme kleden die in de jaren twintig op de markt werden gebracht. Veel van dit soort kleden hebben de tand des tijds opvallend goed doorstaan. Meestal hebben motten wel delen aangevreten.
Bronnen
Emma Järvenpää en Caroline Boot, Ornamentele patronen. Trijpweefsels van de Amsterdamse School (Tilburg 2017).
Ingeborg de Roode en Marjan Groot, Amsterdamse School Textiel 1915-1930 (TextielMuseum, Bussum/Tilburg, 1999).
Ingezonden door Gert-Jan Lobbes
Professionele of persoonlijke bandHet kleed komt uit een particuliere collectie en maakt sinds 2019 deel uit van de collectie van Museum Het Schip.
Gerelateerde objecten