Details
Naam
Woudschoten, Zeist
Aantal afbeeldingen: 6
IntroductieEen hotel en conferentiecentrum in Zeist.
AdresWoudenbergseweg 54
Postcode(s)3707 HX
PlaatsZeist
LandNederland
Vervaardiger Daan Jansen (Architect)
Charles L. Quere (Architect)
Charles L. Quere (Architect)
Datum1931 - 1932
Huidige staatDeels uitgebreid of vernieuwd (nieuwbouw)
OpdrachtgeverNederlandse Christen Studenten Vereniging
Huidige eigenaarStichting Woudschoten
Oorspronkelijke functieReligieus overig
Huidige functieHotel
Type objectGemeentelijk monument, Gebouw
AchtergrondDankzij een genereuze schenking van twee Zeister zusters kon de 'Stichting Woudschoten tot het bevorderen van het christelijk godsdienstig leven in de Nederlandse Studentenwereld‘, kortweg ‘de stichting met de lange naam’, in 1928 ruim 50 ha bosgrond aankopen in Zeist. Hier moest een nieuw te bouwen conferentiecentrum verrijzen voor de NCSV, de Nederlandse Christen Studenten Vereniging. De fondsen hiervoor werden onder de leden en oud-leden geworven en zouden ontoereikend geweest zijn zonder een tweede royale bijdrage van één van deze zussen Van Loon.
De NCSV werd in 1896 opgericht met als doel de ‘Nederlandse studenten in te leiden tot en op te bouwen in de Christelijke levens- en wereldbeschouwing …….. en haar leden te bekwamen voor de taak, die hen straks in het maatschappelijk leven, in het volksleven en in het kerkelijk leven op allerlei gebied wacht’. Oudere generaties niet-leden kennen de NCSV vaak ook van het kampwerk: duizenden Nederlandse scholieren zijn tijdens hun middelbare schooltijd naar een door studenten geleid NCSV-kamp geweest.
De NCSV was actief in alle universiteitssteden en al snel ontstond de behoefte aan een eigen centrum voor het bureau en het secretariaat. Men huurde jarenlang kasteel Hardenbroek, dat echter op den duur te klein werd voor de vele cursussen, conferenties, studieweekenden en reünies. En bovendien erg primitief en arbeidsintensief werd, met water dat met emmers opgepompt moest worden, met open haarden in plaats van CV en met petroleumlampen die aangestoken moesten worden in plaats van op een lichtschakelaar te drukken.
Het conferentiecentrum Woudschoten, naar ontwerp van architecten Daan Jansen (1891-1949) en Charles L. Quere, werd in augustus 1932 geopend en bood plaats aan maximaal 140 gasten, waaronder vaak ook vaste gasten en de huismeester. Er hoorde een woning voor de bosbaas bij en een openluchttheater, die er beide nog zijn. Verdwenen zijn ‘het ruige veld’, de kampeerplaats met tenten, en het Henry Dunanthuis, gebouwd om de slachtoffers van de watersnood in 1953 in op te vangen.
Omwille van een gezonde exploitatie konden vanaf de jaren vijftig ook andere groepen gebruik maken van Woudschoten.
Woudschoten is nog steeds een conferentiecentrum, nu annex hotel en zonder specifieke band met de universitaire wereld en het protestantisme. Stichting Woudschoten - de opvolger van de “stichting met de lange naam” - is eigenaar van het centrum en beheert het landgoed. De inkomsten van het conferentieoord Woudschoten worden door de Stichting besteed aan financiële ondersteuning van projecten van jonge (studerende) mensen die met zingeving te maken hebben.
De NCSV werd in 1896 opgericht met als doel de ‘Nederlandse studenten in te leiden tot en op te bouwen in de Christelijke levens- en wereldbeschouwing …….. en haar leden te bekwamen voor de taak, die hen straks in het maatschappelijk leven, in het volksleven en in het kerkelijk leven op allerlei gebied wacht’. Oudere generaties niet-leden kennen de NCSV vaak ook van het kampwerk: duizenden Nederlandse scholieren zijn tijdens hun middelbare schooltijd naar een door studenten geleid NCSV-kamp geweest.
De NCSV was actief in alle universiteitssteden en al snel ontstond de behoefte aan een eigen centrum voor het bureau en het secretariaat. Men huurde jarenlang kasteel Hardenbroek, dat echter op den duur te klein werd voor de vele cursussen, conferenties, studieweekenden en reünies. En bovendien erg primitief en arbeidsintensief werd, met water dat met emmers opgepompt moest worden, met open haarden in plaats van CV en met petroleumlampen die aangestoken moesten worden in plaats van op een lichtschakelaar te drukken.
Het conferentiecentrum Woudschoten, naar ontwerp van architecten Daan Jansen (1891-1949) en Charles L. Quere, werd in augustus 1932 geopend en bood plaats aan maximaal 140 gasten, waaronder vaak ook vaste gasten en de huismeester. Er hoorde een woning voor de bosbaas bij en een openluchttheater, die er beide nog zijn. Verdwenen zijn ‘het ruige veld’, de kampeerplaats met tenten, en het Henry Dunanthuis, gebouwd om de slachtoffers van de watersnood in 1953 in op te vangen.
Omwille van een gezonde exploitatie konden vanaf de jaren vijftig ook andere groepen gebruik maken van Woudschoten.
Woudschoten is nog steeds een conferentiecentrum, nu annex hotel en zonder specifieke band met de universitaire wereld en het protestantisme. Stichting Woudschoten - de opvolger van de “stichting met de lange naam” - is eigenaar van het centrum en beheert het landgoed. De inkomsten van het conferentieoord Woudschoten worden door de Stichting besteed aan financiële ondersteuning van projecten van jonge (studerende) mensen die met zingeving te maken hebben.
BeschrijvingHet oorspronkelijke bakstenen gebouw is ontworpen als een driepuntige ster, met in het hart van de ster de entree en de centrale hal. Het is een laag gebouw van één bouwlaag met een fors overstek, waarvan alle gevels door de stervorm een knik hebben en dat oogt als een imposant landhuis door de kleine vensters met roedeverdeling, de lagere uiteinden met deels houten gevelbekleding en het hoge, gesloten pannendak. De oorspronkelijke entree is gemoderniseerd, de hoge glas-in-lood-vensters onder een wolfseind erboven zijn gebleven.
Bij een latere verbouwing is in het dak op de tweede verdieping ook een aaneengesloten rij vensters gemaakt. Blikvanger is ontegenzeggelijk de hoge driehoekige klokkentoren in de knik van de gevels aan de achterzijde. De scherpe kant van de toren, de voorkant, is helemaal van glas. Recent zijn boven in de toren twee watertanks geïnstalleerd ten behoeve van het landgoed; oorspronkelijk zat er een ontijzeringsinstallatie in om het gewonnen grondwater geschikt te maken als drinkwater. De beide vleugels aan de achterkant zijn verbonden met twee nieuwbouwvleugels uit respectievelijk 1995 en 2009. Voor de oorspronkelijke vleugel links van de toren is een glazen gang gebouwd richting de nieuwbouw; in de gevel van de rechter achtervleugel zijn aanzienlijk grotere en hogere openingen aangebracht. De als één geheel in de architectuur mee ontworpen terrassen, die uitkijken op het park, zijn behouden gebleven. Aan het eind van de vleugel op het westen ligt de kapel met de vele smalle, hoge glas-in-lood-vensters in de zijgevels en de apsis.
Er zijn een aantal karakteristieke kenmerken van de Amsterdamse Schoolstijl terug te vinden in Woudschoten. Het is als een architectonisch geheel ontworpen met de omgeving, in een expressieve en symmetrische vorm. Vlakke geveldelen zijn hierbij afgewisseld met in- en uitspringende geveldelen. Het was een ‘gesamtkunstwerk’, een ontwerp inclusief interieur en meubels (al is daar in het interieur weinig meer van terug te vinden). In het ontwerp is speciale aandacht besteedt aan de hoekoplossingen; de toren staat in de holte van de zijgevels, de kapel aan het eind van een van de vleugels. Het pannendak is hoog en steil en de ramen hebben veelal een horizontale roedeverdeling in kleine ruitjes. Ook de entree heeft een duidelijk accent gekregen door hem te plaatsen in, en gedeeltelijk voor, het snijpunt van de beide voorgevels en deze bovendien te voorzien van een afzonderlijk dak en grote, hoge, glas-in-loodramen.
Decoratief metselwerk en ornamentiek is nauwelijks aanwezig. Woudschoten is wat dat betreft een sober gebouw, passend bij zijn functie en de financiële middelen van de opdrachtgever.
Bij een latere verbouwing is in het dak op de tweede verdieping ook een aaneengesloten rij vensters gemaakt. Blikvanger is ontegenzeggelijk de hoge driehoekige klokkentoren in de knik van de gevels aan de achterzijde. De scherpe kant van de toren, de voorkant, is helemaal van glas. Recent zijn boven in de toren twee watertanks geïnstalleerd ten behoeve van het landgoed; oorspronkelijk zat er een ontijzeringsinstallatie in om het gewonnen grondwater geschikt te maken als drinkwater. De beide vleugels aan de achterkant zijn verbonden met twee nieuwbouwvleugels uit respectievelijk 1995 en 2009. Voor de oorspronkelijke vleugel links van de toren is een glazen gang gebouwd richting de nieuwbouw; in de gevel van de rechter achtervleugel zijn aanzienlijk grotere en hogere openingen aangebracht. De als één geheel in de architectuur mee ontworpen terrassen, die uitkijken op het park, zijn behouden gebleven. Aan het eind van de vleugel op het westen ligt de kapel met de vele smalle, hoge glas-in-lood-vensters in de zijgevels en de apsis.
Er zijn een aantal karakteristieke kenmerken van de Amsterdamse Schoolstijl terug te vinden in Woudschoten. Het is als een architectonisch geheel ontworpen met de omgeving, in een expressieve en symmetrische vorm. Vlakke geveldelen zijn hierbij afgewisseld met in- en uitspringende geveldelen. Het was een ‘gesamtkunstwerk’, een ontwerp inclusief interieur en meubels (al is daar in het interieur weinig meer van terug te vinden). In het ontwerp is speciale aandacht besteedt aan de hoekoplossingen; de toren staat in de holte van de zijgevels, de kapel aan het eind van een van de vleugels. Het pannendak is hoog en steil en de ramen hebben veelal een horizontale roedeverdeling in kleine ruitjes. Ook de entree heeft een duidelijk accent gekregen door hem te plaatsen in, en gedeeltelijk voor, het snijpunt van de beide voorgevels en deze bovendien te voorzien van een afzonderlijk dak en grote, hoge, glas-in-loodramen.
Decoratief metselwerk en ornamentiek is nauwelijks aanwezig. Woudschoten is wat dat betreft een sober gebouw, passend bij zijn functie en de financiële middelen van de opdrachtgever.
InterieurDe drie vleugels zijn vanuit de centrale hal te bereiken en konden oorspronkelijk door middel van tussendeuren van elkaar gescheiden worden. Zowel vanuit de centrale hal als aan het eind van iedere vleugel loopt een trap naar de beide bovenverdiepingen, waar zowel diverse types slaapkamers als slaapzalen waren. Aan het eind van de oorspronkelijke gang die rechtdoor loopt, ligt het tweede hart van Woudschoten: de kapel, waarin elke morgen om 9.00 uur het ochtendgebed plaatsvond. De woorden ‘ut omnes unum sint’ boven de ingang betekenen ‘opdat zij allen één zijn’, de bede die symbool staat voor het werk van de NCSV.
De kapel is thans in gebruik als eetzaal, maar heeft haar sfeer onmiskenbaar behouden. Dat geldt niet voor de rest van het interieur, waarin grondig verbouwd is om te kunnen voldoen aan de eisen van een moderne horeca-bedrijfsvoering. Slechts een drietal open haarden dateert nog uit de bouwtijd.
De kapel is thans in gebruik als eetzaal, maar heeft haar sfeer onmiskenbaar behouden. Dat geldt niet voor de rest van het interieur, waarin grondig verbouwd is om te kunnen voldoen aan de eisen van een moderne horeca-bedrijfsvoering. Slechts een drietal open haarden dateert nog uit de bouwtijd.
Bronnen
Zeist, geschiedenis en architectuur, Monumenten - Inventarisatie Provincie Utrecht (MIP) (SPOU-Utrecht 2012).
NCSV-archief, nrs 176-184, ondergebracht bij het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (HDC) aan de VU Amsterdam.
50 Jaar Woudschoten, terugblik en toekomst (uitgave Stichting Woudschoten, 1982).
Ingezonden door Arien Heering
Professionele of persoonlijke bandOp verzoek van de mij bekende Stichting Woudschoten en uit liefde als architectuurhistoricus.
Gerelateerde objecten